Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
22 februari 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, 23 januari 2013 van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zwolle en 19 juni 2013 van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
2.Het geding in hoger beroep
3.Rolverwijzing
art. 63 F naar het oordeel van het hof met zich dat het geding tussen [appellant 2] en [geïntimeerde] in hoger beroep ingevolge art. bepaalde in artikel 29 F eveneens van rechtswege is geschorst, voor zover de vordering van [geïntimeerde] jegens [appellant 2] - in verband met het bepaalde in artikel 1:96 lid 1 BW omtrent de verhaalbaarheid van de schuld van een echtgenoot op de goederen van de
huwelijksgoederengemeenschap- ook is aan te merken als een rechtsvordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft, als bedoeld in artikel 26 F.
privévermogenvan die echtgenoot - niet uitsluitend het karakter te hebben van een rechtsvordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft, als bedoeld in artikel 26 F. Dit is het geval indien sprake is van tot het privévermogen van [appellant 2] behorende goederen die [appellant 2] op de voet van artikel 61 F heeft kunnen terugnemen. Het hof zal daarom [geïntimeerde] in de gelegenheid stellen om bij akte voldoende aannemelijk te maken - zo mogelijk door schriftelijke bescheiden - dat van zodanig privévermogen sprake.
4.Beslissing
dinsdag 26 mei 2015voor het nemen door [geïntimeerde] van de akte als bedoeld in overweging 3.3;