ECLI:NL:GHARL:2015:2967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
200.154.697
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning, adoptieverzoek en verzoeken tot voor- en achternaamswijziging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van een kind door de biologische vader, alsook over een adoptieverzoek door de pleegouders. De man, die in hoger beroep ging, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van zijn dochter, die door de moeder ter adoptie was afgestaan. De rechtbank had dit verzoek afgewezen en het adoptieverzoek van de pleegouders toegewezen. De man was van mening dat hij als biologische vader recht had op erkenning en dat de afwijzing van zijn verzoek onterecht was. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2015 zijn alle betrokken partijen verschenen, waaronder de man, de pleegouders, de moeder en de bijzondere curator. Het hof heeft de belangen van het kind, de moeder en de man tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelde dat de man de verwekker van het kind is en dat er onvoldoende bewijs was dat de erkenning door de man de emotionele ontwikkeling van het kind zou schaden. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en de man vervangende toestemming tot erkenning verleend. De behandeling van het adoptieverzoek is aangehouden totdat de juridische positie van de man ten opzichte van het kind vaststaat. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, die voorop staan in deze familierechtelijke procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.154.697
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 360548 (vervangende toestemming erkenning) en 350575 (adoptie))
beschikking van de familiekamer van 26 februari 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.E.H. van Katwijk te Amsterdam,
en
[verweerder],
en
[verweerster 1],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders in hoger beroep, verder te noemen: de pleegouders,
advocaat: mr. M.M. Schouten te Bussum,
en
[verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.Th. Philipsen te Utrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
mr. F.L.M. Broeders,
kantoorhoudende te Utrecht,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 januari 2014, uitgesproken onder zaaknummer 350575 (adoptie), en naar de bestreden beschikking van die rechtbank van 21 mei 2014 uitgesproken onder de zaaknummers 360548 (vervangende toestemming erkenning) en 350575 (adoptie).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 21 augustus 2014;
- het journaalbericht van mr. Van Katwijk van 29 augustus 2014 met als bijlagen de
producties 4, 19a en 19b, ingekomen op 1 september 2014;
- het verweerschrift in hoger beroep van de moeder, ingekomen op 23 september
2014;
- het verweerschrift in hoger beroep van de pleegouders, ingekomen op 6 oktober 2014;
- een brief van de bijzondere curator van 3 oktober 2014, ingekomen op 7 oktober 2014;
- het journaalbericht van mr. Schouten van 16 december 2014 met als bijlagen de producties
7 tot en met 12, ingekomen op 17 december 2014;
- het journaalbericht van mr. Van Katwijk van 23 december 2014 met als bijlagen de brief
van mr. Van Katwijk van 23 december 2014 en de producties 26 tot en met 31, ingekomen
op 24 december 2014;
- het journaalbericht van mr. Van Katwijk van 14 januari 2015 met als bijlagen de brief van
mr. M.M. Schoots, kantoorgenoot van mr. Van Katwijk, van 14 januari 2015 en
productie 32, ingekomen op diezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 januari 2015 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door mrs. M.M. Schoots en N. Weening. De pleegouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming regio Gelderland, locatie Arnhem (verder te noemen: de raad), is mr.[…] verschenen. Tevens is de bijzondere curator verschenen.
2.3
Desgevraagd hebben alle partijen, hun advocaten en de raad ter mondelinge behandeling meegedeeld dat zij voldoende hebben kennisgenomen van het eerst op 14 januari 2015 ingekomen journaalbericht van mr. Van Katwijk van diezelfde datum met de daarbij gevoegde productie, dat zij zich voldoende hebben kunnen voorbereiden op een verweer daartegen en dat zij instemmen met overlegging van die productie zonder nadere maatregel van het hof. Het hof slaat daarom ook op deze productie acht.

3.De vaststaande feiten

3.1
De moeder en de man hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van december 2010 tot en met december 2012. Een deel van deze periode hebben zij samengewoond. Op [geboortedatum] 2012 is te [geboorteplaats] als dochter van de moeder geboren [het kind] (verder te noemen: [het kind]).
3.2
Direct na de geboorte van [het kind] heeft de moeder [het kind] ter adoptie afgestaan, waarbij zij te kennen heeft gegeven dat de vader onbekend is. De moeder heeft zowel de zwangerschap als de geboorte van [het kind] tot eind oktober 2013 voor de man verborgen gehouden.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 april 2012 is Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht belast met de voorlopige voogdij over [het kind]. [het kind] verblijft sinds 8 augustus 2012 bij de pleegouders.
3.4
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 3 oktober 2012 heeft de rechtbank Utrecht, op verzoek van de raad, de moeder ontheven van het gezag over [het kind] en de pleegouders benoemd tot voogd.
3.5
De pleegouders hebben op 12 augustus 2013 een verzoekschrift ingediend, strekkende tot adoptie door hen van [het kind]. Zij hebben daarbij tevens verzocht de voor- en achternaam van [het kind] aldus te wijzigen dat zij in het vervolg [naam] zal gaan heten. De raad heeft in zijn rapport van 18 september 2013 positief geadviseerd ten aanzien van de adoptie van [het kind] door de pleegouders.
3.6
De man heeft bij toeval eind oktober 2013 ontdekt dat de moeder was betrokken in een procedure tot adoptie van haar dochter. De man heeft de moeder hiermee geconfronteerd en gevraagd of hij tezamen met haar een kind had. De moeder heeft aanvankelijk ontkend dat dit het geval was, zeggende dat zij over een DNA-test beschikte. Dat bleek niet waar te zijn. Met medewerking van de pleegouders heeft de man een DNA-test laten uitvoeren. Volgens het rapport van Sanquin Diagnostiek inzake een uitgevoerd vaderschapsonderzoek, gedateerd 10 december 2013, is de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [het kind]. De moeder heeft vervolgens het verwekkerschap van de man toegegeven, maar zij heeft geweigerd de man toestemming te geven [het kind] als zijn kind te erkennen.
3.7
Op 8 januari 2014 heeft de man de rechtbank, kort gezegd, verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van [het kind] te verlenen. Bij beschikking van 28 januari 2014 heeft de rechtbank in deze zaak ambtshalve mr. F.L.M. Broeders tot bijzondere curator benoemd. Bij beschikking van dezelfde datum heeft de rechtbank in de adoptiezaak de behandeling van het adoptieverzoek aangehouden. Vervolgens zijn de adoptiezaak en de zaak omtrent de vervangende toestemming tot erkenning door de rechtbank gevoegd behandeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 21 mei 2014 heeft de rechtbank het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [het kind] afgewezen en het verzoek van de pleegouders tot adoptie van [het kind] toegewezen, inclusief hun verzoek tot wijziging van de voor- en de achternaam van [het kind]. De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Met deze grieven is beoogd het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Grief I is gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning. Grief II richt zich tegen de toewijzing van het adoptieverzoek. De grieven III en IV keren zich tegen de wijziging van de voornaam respectievelijk de achternaam van [het kind]. De man verzoekt het hof, kort gezegd, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming tot erkenning te verlenen en het adoptieverzoek en de verzoeken tot voor- en achternaamswijziging af te wijzen.
4.2
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt het hof het beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De pleegouders hebben eveneens verweer gevoerd. Zij verzoeken het hof de man in zijn verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans die verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De bijzondere curator heeft bij brief van 3 oktober 2014 aan het hof kenbaar gemaakt te blijven bij haar in eerste aanleg (ter zitting) gegeven advies om de man toe te staan [het kind] te erkennen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vraag of de man vervangende toestemming tot erkenning moet krijgen, dient als eerste te worden behandeld. De erkenning door de man van [het kind] brengt namelijk juridisch ouderschap met zich, hetgeen gevolgen heeft voor de positie van de man in de adoptieprocedure. De door de pleegouders gewenste wijziging van de voor- en de achternaam van [het kind] is gekoppeld aan het adoptieverzoek en krijgt pas betekenis indien omtrent de adoptie in het voordeel van de pleegouders wordt beslist.
5.2
Vaststaat dat de man de verwekker van [het kind] is. De moeder heeft niettemin geweigerd de man toestemming tot erkenning te geven. Zij is van mening dat een erkenning door de man het adoptieverzoek zal frustreren, gelet op zijn ter zake van de adoptie ingenomen standpunt. Zij vreest dat bij erkenning door de man het huidige opvoedingsklimaat van [het kind] niet bestendigd zal blijven en dat er veel onrust zal ontstaan onder meer met betrekking tot de zeggenschap over [het kind]. De moeder acht het in het belang van [het kind] dat de pleegouders een volwaardig ouderschap als adoptiefouders krijgen en dat zij hun ouderschap onbelemmerd kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft terecht de belangen van [het kind] zwaarder gewogen dan die van de man, aldus de moeder.
5.3
De pleegouders hebben zich eveneens achter het oordeel van de rechtbank geschaard. Zij betogen, kort samengevat, als volgt. De man ziet de erkenning niet alleen als het formeel vastleggen van de familierechtelijke betrekking tussen [het kind] en hem, maar ook als opening naar de door hem gewenste rol als opvoeder. Naar hun mening spreekt de rechtbank de gerechtvaardigde zorg uit dat deze wens van de man naar alle waarschijnlijkheid zal zorgen voor spanningen bij hen als pleegouders en bij [het kind]. Spanningen die hun weerslag zullen hebben op de ontwikkeling van [het kind], waardoor een reëel risico bestaat dat zij in haar ontwikkeling zal worden bedreigd. In het beroepschrift van de man vinden de pleegouders bevestiging voor de door de rechtbank geuite en door hen gedeelde zorg, aangezien de man daarin betoogt dat de huidige situatie omgekeerd zal moeten worden, met dien verstande dat hij als vader de verantwoordelijkheid krijgt om [het kind] te verzorgen en op te voeden (en tegelijkertijd de omgang met de pleegouders mogelijk maakt). [het kind] heeft recht op en belang bij een ongestoorde voortzetting van het gezinsverband bij de pleegouders, bij wie zij sinds augustus 2012 verblijft en aan wie zij veilig is gehecht, welk belang tevens een indirect belang van de pleegouders oplevert, aldus de pleegouders.
5.4
De bijzondere curator heeft haar eerder gegeven advies om de man toe te staan [het kind] te erkennen in hoger beroep gehandhaafd. Haar argumenten kunnen, verkort, als volgt worden weergegeven. Of er reële risico’s zijn dat [het kind] ten gevolge van de erkenning wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling is door een niet deskundige moeilijk in te schatten. In de afweging van belangen dient ook te worden betrokken dat er een adoptieverzoek ligt. Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn recht op behoud van zijn identiteit, met inbegrip van familiebetrekkingen. Door erkenning wordt aan dat belang voldaan. Erkenning betekent niet dat de man automatisch het ouderlijk gezag over [het kind] krijgt en/of voor haar gaat zorgen. Er zijn alternatieven voor bestendiging van de verzorgings- en opvoedingssituatie van [het kind] bij de pleegouders. De man stelt zijn (emotionele) wens om voor [het kind] te zorgen ondergeschikt aan het belang van [het kind]. Het doorsnijden van de band met de man als biologische vader zal mogelijk ook de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [het kind] kunnen schaden. Ten slotte betekent adoptie zonder dat hij juridische ouder van [het kind] is geweest voor de man dat hij geen recht op omgang met [het kind] heeft en, omgekeerd, dat [het kind] geen recht op omgang met haar biologische vader heeft.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard te blijven bij zijn in eerste aanleg gegeven advies en heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.6
Het hof oordeelt als volgt.
5.7
Volgens het bepaalde in artikel 1:204 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de verwekker die het kind wil erkennen de ontbrekende toestemming van de moeder door de toestemming van de rechter worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als familierechtelijke betrekking. De wetgever heeft met het scheppen van de wettelijke mogelijkheid van vervangende toestemming beoogd in het kader van de afstamming meer aansluiting te zoeken bij de biologische werkelijkheid.
5.8
Van belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [het kind] is geen sprake. De moeder heeft dadelijk na de geboorte van [het kind] afstand van haar gedaan. [het kind] is na enkele maanden toevertrouwd aan de zorg van de pleegouders, die haar met instemming van de moeder wensen te adopteren.
5.9
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een reëel risico bestaat dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [het kind] in het gedrang zal komen. Het hof overweegt in dit kader als volgt. De man heeft in zijn beroepschrift weliswaar betoogd dat de huidige situatie moet worden omgekeerd in die zin dat hij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] krijgt en tegelijkertijd de omgang met de pleegouders mogelijk maakt, maar ter zitting in hoger beroep heeft hij aangevoerd dat zijn wens om [het kind] regelmatig te zien niet ten koste van [het kind] mag gaan, dat verder onderzoek nodig is naar zijn rol als vader en naar de vraag wat hij voor [het kind] in de toekomst kan betekenen en dat hij niet alles op alles zet om [het kind] bij zich te krijgen. De bijzondere curator constateert dat de man bij haar heeft verklaard dat hij zich zou schikken in een rol van juridische vader met omgang wanneer deskundigen zouden vaststellen dat het niet in het belang van [het kind] is dat hij haar (op den duur) zou gaan verzorgen en opvoeden. Het hof begrijpt de zorg van de moeder en de pleegouders dat eventuele toekomstige pogingen van de man om zeggenschap over [het kind] te krijgen, kunnen leiden tot onrust en spanningen, waarvan [het kind] (enigermate) de weerslag kan ervaren. Het voert echter te ver om op voorhand te vrezen dat een dergelijke opstelling van de man een wezenlijke bedreiging zal vormen voor een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [het kind]. Met betrekking tot de persoon van de man, diens leefwijze of diens omstandigheden zijn geen feiten komen vast te staan die een dergelijke vrees kunnen rechtvaardigen. De moeder heeft aangevoerd dat de man haar in de periode dat zij nog een relatie hadden agressief en minachtend heeft bejegend en dat hij haar diverse malen heeft buitengesloten, maar volgens de man strookt dit niet met de werkelijkheid. De voormelde, summiere en door de man betwiste informatie van de moeder geeft het hof geen aanleiding tot nader onderzoek. Voorts acht het hof van belang dat de erkenning door de man van [het kind] niet noodzakelijkerwijs betekent dat de sedert ruim 2,5 jaar bestaande verzorgings- en opvoedingssituatie bij de pleegouders, niet kan worden bestendigd.
Gelet op het voorgaande zal het hof vervangende toestemming verlenen voor de erkenning door de man van [het kind]. De pleegouders hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbod wordt gepasseerd.
5.1
De erkenning door de man van [het kind] zal, buiten het geval dat de moeder alsnog aan de erkenning meewerkt, pas kunnen worden gerealiseerd nadat de uitspraak van het hof in kracht van gewijsde is gegaan. Het hof acht het geraden dat eerst duidelijk is of de man in een familierechtelijke betrekking tot [het kind] is komen te staan, voordat op het adoptieverzoek wordt beslist. Om deze reden zal het hof de behandeling van het adoptieverzoek en de daarmee samenhangende verzoeken tot wijziging van de voor- en de achternaam van [het kind] voor onbepaalde tijd aanhouden. Zodra de juridische positie van de man ten opzichte van [het kind] vaststaat, zal de meest gerede partij kunnen vragen om hervatting van de behandeling van het adoptieverzoek c.a.

6.Slotsom

6.1
Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming voor de erkenning toewijzen. De eerste grief van de man slaagt.
6.2
De meest gerede partij zal in gelegenheid worden gesteld het hof om hervatting van de behandeling van het adoptieverzoek te verzoeken, zodra -gelet op het onder 5.10 overwogene- de juridische positie van de man ten opzichte van [het kind] vaststaat.
6.3
Iedere beslissing omtrent het adoptieverzoek en de daarmee samenhangende verzoeken tot voor- en achternaamswijziging zal worden aangehouden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 mei 2014 voor zover daarin is afgewezen het verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [het kind], althans om datgene te bepalen dat noodzakelijk is om tot erkenning te kunnen overgaan, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de man vervangende toestemming tot erkenning van [het kind];
stelt de meest gerede partij in de gelegenheid het hof om hervatting van de behandeling van het adoptieverzoek te verzoeken, zodra -gelet op het onder 5.10 overwogene- de juridische positie van de man ten opzichte van [het kind] vaststaat;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, A. Smeeïng-van Hees en K.J. Haarhuis, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 26 februari 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.