Op 20 januari 2015 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op het verzoek van [X] [Z] tot herziening van een eerdere uitspraak van 2 juli 2010, nummer 151/08. Dit verzoek was gericht tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlagtwedde, die de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 37 te [L] had vastgesteld op € 93.000 per 1 januari 2005. De heffingsambtenaar had deze beschikking gehandhaafd na een bezwaarschrift van verzoeker, waarna verzoeker in beroep ging bij de rechtbank Groningen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en het Hof bevestigde deze uitspraak in 2010. Verzoeker heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld, dat door de Hoge Raad ongegrond werd verklaard.
In zijn verzoek om herziening stelde verzoeker dat hij geen eigenaar was van de onroerende zaak omdat de levering niet rechtsgeldig had plaatsgevonden. Daarnaast voerde hij aan dat de gemeente Vlagtwedde betrokken was bij de aanleg van een illegale infrastructuur en dat hij geen toegang had tot het park waar de onroerende zaak zich bevond. Verzoeker betoogde verder dat het Hof bij de eerdere uitspraak geen rekening had gehouden met de waardevermindering die deze omstandigheden met zich meebrachten. Het Hof oordeelde echter dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde, niet nieuw waren en dat deze al eerder aan de orde waren geweest in de eerdere procedures. Het Hof concludeerde dat het verzoek om herziening niet kon worden toegewezen, omdat de aangevoerde feiten niet voldeden aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak van het Hof werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.