ECLI:NL:GHARL:2015:2849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
13/01157
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag liggeld opgelegd aan schipper van een driemaster

In deze zaak gaat het om een geschil over de rechtmatigheid van een aanslag in het liggeld die aan belanghebbende, een schipper, is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel. De aanslag betreft de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012 en bedraagt € 1.755. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft deze gehandhaafd. Vervolgens heeft belanghebbende beroep aangetekend bij de rechtbank Noord-Nederland, die de aanslag heeft verminderd tot € 1.484. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zittingen is naar voren gekomen dat belanghebbende zijn schip, een driemaster, in slechte staat had en dat hij niet uit vrije wil de ligplaats heeft ingenomen, maar gedwongen door omstandigheden. De heffingsambtenaar stelt echter dat belanghebbende verantwoordelijk is voor de staat van zijn schip en dat de ligplaats binnen de bebouwde kom van [C] ligt, wat volgens de Liggeldverordening Franekeradeel 2009 relevant is voor de heffing van liggeld.

Het Hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het schip van belanghebbende zich binnen de bebouwde kom bevond op het moment dat de aanslag werd opgelegd. Hierdoor kon het Hof niet concluderen dat het belastbare feit zich had voorgedaan. Het Hof heeft daarom de aanslag vernietigd en het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/01157
uitspraakdatum:
21 april 2015
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 oktober 2013, nummer AWB LEE 12/3121, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Franekeradeel(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012 een aanslag in het liggeld opgelegd ten bedrage van € 1.755.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (thans: de rechtbank Noord-Nederland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 oktober 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag verminderd tot € 1.484.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar, [A].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.8
Vervolgens heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
1.9
Een tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn wederom belanghebbende en de heffingsambtenaar verschenen en gehoord.
1.1
Ook van het verhandelde op deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende was in 2012 schipper op de "[B]", een driemaster. In juni 2012 was het schip in slechte staat. [In] 2012 voer belanghebbende met het schip met oververhitte motor van [C] naar [Z]. Op een zeker moment kon hij niet verder varen en heeft hij het schip, aangezien hij niet in het midden van het kanaal kon ankeren, het riet in gevaren. De provincie Fryslân heeft belanghebbende vervolgens bevolen om naar de dichtstbijzijnde aanlegplaats te verstrekken. Het schip is daarop naar de dichtstbijzijnde aanlegplaats gesleept, aan de [a-straat] te [C].
2.2
De aanlegplaats aan de [a-straat] waar het schip daarna is blijven liggen, is gelegen binnen de gemeente Franekeradeel.
2.3
Op 18 augustus 2012 had belanghebbende de meest dringende reparaties afgerond en is hij met het schip van de aanlegplaats vertrokken.
2.4
Met dagtekening 5 oktober 2012 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag in het liggeld opgelegd voor de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012, voor een bedrag van € 1.755. De heffingsambtenaar heeft in eerste aanleg een nadere berekening van het liggeld gemaakt, waarbij hij tot de conclusie kwam dat dit nader diende te worden vastgesteld op € 1.484.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de ligplaats niet uit vrije wil heeft ingenomen, op grond waarvan de aanslag niet had behoren te worden opgelegd. Hij was er niet op voorhand op gewezen dat liggeld geheven zou worden voor het aanleggen op de plek waarheen het schip was versleept. Belanghebbende heeft in hoger beroep nader tevens gesteld dat het schip niet is gelegen binnen de bebouwde kom van [C].
3.3
De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat voor de heffing van liggeld niet van belang is op welke wijze de ligplaats is ingenomen. Belanghebbende is als schipper zelf verantwoordelijk zowel voor de staat van het schip als voor het innemen van een ligplaats. De heffingsambtenaar stelt dat de ingenomen ligplaats is gelegen binnen de bebouwde kom.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de aan deze uitspraak gehechte processen-verbaal van de beide zittingen.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de aanslag.
3.6
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 2 van de Liggeldverordening Franekeradeel 2009 (de Verordening) wordt onder de naam "liggeld" een recht geheven voor vaartuigen, welke aanleggen dan wel ligplaats innemen binnen de bebouwde kom van [C] bij daarvoor aangewezen ligoevers op grond van de Ligplaatsenverordening Franekeradeel.
4.2
Bij zijn aan het Hof gerichte brief van 26 november 2014 heeft de heffingsambtenaar een kaart gevoegd met in de legenda de vermelding "Overzichtstekening Bebouwde kom punten". Op die kaart zijn twaalf punten ingetekend op de grens van de bebouwde kom. Ter zitting van 7 april 2015 hebben partijen op die kaart gezamenlijk de plek aan de rand van [C] aangewezen waar belanghebbendes schip in de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012 heeft gelegen. De voorzitter heeft die plek op de kaart gemarkeerd.
4.3
Het Hof gaat er veronderstellenderwijs van uit dat met het begrip "bebouwde kom" op evenvermelde kaart wordt gedoeld op dat begrip als gebruikt in artikel 2 van de Verordening.
4.4
De heffingsambtenaar heeft ter zitting van 7 april 2015 gesteld dat de grens van de bebouwde kom niet is gelegen op rechte lijnstukken tussen de op de kaart ingetekende punten. Waar die grens wel gelegen is, kon de heffingsambtenaar niet zeggen. Hij beschikt ook niet over nadere stukken waaruit die ligging is af te leiden.
4.5
Op grond van het vorenstaande heeft het Hof niet kunnen vaststellen dat belanghebbendes schip in de periode waarop de aanslag ziet binnen de bebouwde kom van [C] heeft aangelegd dan wel een ligplaats heeft ingenomen. Daarmee is niet komen vast te staan dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Dit brengt mee dat de aanslag dient te worden vernietigd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

In het hoger beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van griffierecht en proceskosten,
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar, alsmede de aanslag,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 118 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op
21 april 2015in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong)
(J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 april 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.