ECLI:NL:GHARL:2015:2760

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
000303-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • A. Sekeris
  • J. van Schuijlenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van artikel 36 Sv in relatie tot beëindiging strafzaak

Op 10 april 2015 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoekschrift ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek was ingediend door de verdachte, die niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. B.M. Beg. Het verzoekschrift, ingediend op 28 januari 2015, had tot doel een verklaring te verkrijgen dat de strafzaak met parketnummer 21-000802-14 was geëindigd.

Tijdens de behandeling in openbare raadkamer op 27 maart 2015 heeft het hof de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker gehoord. Het hof oordeelde dat de bevoegdheid van artikel 36 Sv niet bedoeld is voor de situatie van de verzoeker, aangezien er sprake was van een veroordelend vonnis van de politierechter. Dit vonnis, uitgesproken op 12 februari 2014, betrof overtredingen van de Wegenverkeerswet en leidde tot een geldboete, gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid.

Het hof concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat de wetgever met artikel 36 Sv een andere situatie voor ogen had, namelijk die van een verdachte die in afwachting is van een voortzetting van een procedure die wellicht nooit zal plaatsvinden. De uitspraak van het hof bevestigde dat het veroordelend vonnis niet door een verklaring van beëindiging kan worden opgeheven. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. A. Beswerda, samen met mrs. A. Sekeris en J. van Schuijlenburg, en werd ondertekend door de griffier.

Uitspraak

Raadkamernummer: 303-15
Parketnummer hoger beroep: 21-000802-14
Parketnummer eerste aanleg: 96-124739-12
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
LOCATIE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 10 april 2015 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op een verzoekschrift ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen. Wel is verschenen de advocaat van verzoeker, mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam.

Het verzoek

Het verzoekschrift d.d. 28 januari 2015, op die datum ingekomen bij het hof, strekt ertoe dat het hof een verklaring geeft dat de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 21-000802-14 is geëindigd.

De behandeling in raadkamer

Het hof heeft in openbare raadkamer van 27 maart 2015 gehoord de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker.

De beoordeling van het verzoek

Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende
gebleken.
- Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland d.d. 12 februari 2014, parketnummer 96-124739-12, is verzoeker veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1) en overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 2) tot een geldboete van € 950,-, een gevangenisstraf voor de duur van twee weken alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van acht maanden.
- Verzoeker is blijkens de akte rechtsmiddel van 12 februari 2014 van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
- Het hoger beroep staat bij het hof ingeschreven onder parketnummer 21-000802-14 en is laatstelijk behandeld ter terechtzitting van 26 augustus 2014; het hof heeft op die zitting het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd en de advocaat-generaal opgedragen uit te (laten) zoeken op welke datum de ongeldigheid van het rijbewijs van verzoeker is komen te vervallen en hieromtrent schriftelijk te rapporteren.
- Op 14 november 2014 is een oproeping naar verzoeker verzonden om als verdachte te verschijnen ter terechtzitting van het hof op 8 januari 2015. De advocaat-generaal heeft deze oproeping bij schrijven van 5 januari 2015 ingetrokken.
Artikel 36 Sv geeft de verdachte de bevoegdheid een verklaring dat de zaak is geëindigd uit te lokken. Gelet op hetgeen de wetgever hierbij voor ogen heeft gehad, is het hof van oordeel dat dit niet is bedoeld voor de onderhavige situatie. Immers, blijkens de wetsgeschiedenis moet hierbij worden gedacht aan de positie van de verdachte in wiens zaak onbevoegdheid van de rechter, nietigheid van de dagvaarding of niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is aangenomen en die in afwachting is van een voortzetting die wellicht nooit volgt (zie Kamerstukken II, 1919-1920, 18.1 p.1).[1] Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Het hof neemt daarbij voorts in aanmerking dat er in dit geval sprake is van een veroordelend vonnis van de politierechter, welk vonnis door een verklaring dat de zaak is beëindigd niet komt te vervallen.
Gelet op het voorgaande zal het hof verzoeker in het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

Beslissing

Het hof:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Aldus gegeven door mr. Beswerda, als voorzitter, mrs. Sekeris en Van Schuijlenburg en in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.