ECLI:NL:GHARL:2015:2750

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
WAHV 200.139.668t
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. de Witt
  • J. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over niet tijdig nemen van beschikking door officier van justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beschikking door de officier van justitie. De kantonrechter had op 28 juni 2012 het beroep ongegrond verklaard, maar de gemachtigde stelde dat de beslissing van de kantonrechter niet correct was. Het hof heeft de diverse brieven van de gemachtigde beoordeeld en geconcludeerd dat de brief van 1 november 2012 moet worden aangemerkt als een verschoonbaar niet tijdig ingediend hoger beroepschrift. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland en stelt de gemachtigde en de advocaat-generaal in de gelegenheid hun standpunten in hoger beroep kenbaar te maken. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van deze standpunten. De zaak betreft een administratiefrechtelijke sanctie opgelegd aan de betrokkene, die in Utrecht heeft plaatsgevonden, en de procedure heeft geleid tot een complexe juridische discussie over de ontvankelijkheid van het hoger beroep en de rol van de verschillende bestuursorganen.

Uitspraak

WAHV 200.139.668
16 april 2015
CJIB 150290670
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 25 oktober 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt
[naam] , wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beschikking door de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op verzoek van de griffier van het hof heeft de griffier van de rechtbank Midden-Nederland de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht d.d. 28 juni 2012 ter zake van de beschikking met CJIB-nummer 150290670 alsmede de op die zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.

Beoordeling

1. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter zich als bijzondere bestuursrechter tot kennisname van het beroep bevoegd verklaard en het beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellant heeft verzuimd onder meer (een omschrijving van) het besluit waartegen het beroep is gericht over te leggen, en hij dat verzuim niet heeft hersteld na daartoe schriftelijk in de gelegenheid te zijn gesteld.
2. Op grond van de zich in het dossier van de rechtbank Gelderland bevindende stukken stelt het hof vast dat het onderhavige beroep verband houdt met een door de gemachtigde namens de betrokkene [naam] ingesteld beroep ter zake van een aan de betrokkene bij beschikking met CJIB-nummer 150290670 opgelegde administratiefrechtelijke sanctie.
De gedraging ter zake waarvan de sanctie is opgelegd is blijkens het zaakoverzicht van het CJIB verricht te Utrecht. De gemachtigde heeft tegen die beschikking administratief beroep ingesteld en vervolgens beroep bij de kantonrechter. Het beroep is behandeld door de kantonrechter in de rechtbank Utrecht. De kantonrechter heeft het beroep van de gemachtigde tegen de beslissing van de officier van justitie op 28 juni 2012 ongegrond verklaard.
3. Uit de stukken van het dossier van de rechtbank Gelderland ter zake van het onderhavige beroep blijkt het volgende.
De gemachtigde heeft bij schrijven d.d. 1 november 2012, ingekomen op 2 november 2012, bij de sector bestuursrecht in de rechtbank Arnhem beroep ingesteld tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig genomen besluit op het door hem ingediend bezwaarschrift d.d. 28 april 2012.
Dat bezwaarschrift is gericht aan het College van procureurs-generaal en is volgens de gemachtigde gericht tegen een beslissing van de CVOM, gedateerd 20 maart 2012, aangaande een beschikking met CJIB-nummer 50624542150290670.
Genoemde beslissing zou betrekking hebben op een ingebrekestelling die volgens de gemachtigde is gedaan op 18 maart 2012. Uit het bezwaarschrift blijkt dat de ingebrekestelling van 18 maart 2012 betrekking heeft op het uitblijven van een beschikking op een brief van 19 januari 2012.
De gemachtigde verzoekt de CVOM in laatstgenoemde brief om de beslissing van
22 augustus 2011 (blijkens het vervolg van de brief is bedoeld de beslissing van 11 augustus 2011) te vernietigen.
4. De hiervoor genoemde brieven van de gemachtigde van 19 januari 2012 en 18 maart 2012 bevinden zich niet in het dossier van de rechtbank Gelderland. De brief van 19 januari 2012 bevindt zich echter wel in het dossier van de rechtbank Utrecht. Met verwijzing naar onder meer zijn bij de rechtbank Utrecht ingediend "bezwaarschrift in eerste instantie" van
6 september 2011 en de aanvulling van 20 september 2011 verzoekt de gemachtigde de CVOM de beslissing van 11 augustus 2011 met CJIB-nummer 50624542150290670 wegens overschrijding van de wettelijke beslistermijn te vernietigen.
5. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat aan het beroepschrift van 1 november 2012 ten grondslag ligt de hiervoor vermelde brief van 19 januari 2012. Het daarin gedane verzoek om de beslissing van 11 augustus 2011 met CJIB-nummer 50624542150290670 te vernietigen moet worden aangemerkt als een verzoek aan de officier van justitie om gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot intrekking, hangende beroep en niet, zoals de gemachtigde in zijn bezwaarschrift van 28 april 2012 stelt, als een verzoek om een beschikking op aanvraag te geven. In verband hiermee hadden die brief en het bezwaarschrift van 28 april 2012 alsmede de zich niet in het dossier bevindende ingebrekestelling van 18 maart 2012 en de beslissing van de CVOM van 20 maart 2012 moeten worden doorgezonden naar de kantonrechter in de rechtbank Utrecht teneinde de door de gemachtigde opgeworpen punten in het kader van het daar aanhangige beroep aan de orde te laten komen.
6. Het voorgaande brengt mee dat het beroepschrift van 1 november 2012 moet worden beschouwd als hoger beroepschrift tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012. Gelet hierop moet de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland worden vernietigd.
7. Nu de kantonrechter in de rechtbank Utrecht op 28 juni 2012 heeft beslist op het beroep, kunnen de door de gemachtigde opgeworpen punten niet meer in het kader van dat beroep aan de orde worden gesteld. Slechts door het instellen van hoger beroep tegen die beslissing kan daarin verandering worden gebracht.
8. Uit de stukken van de rechtbank Utrecht (thans rechtbank Midden-Nederland) blijkt dat formeel geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van
28 juni 2012.
Zoals het hof hiervoor onder 5 heeft overwogen hebben de bestuursorganen, waaraan de betrokkene zijn brieven van 19 januari 2012, 18 maart 2012 en 28 april 2012 heeft gericht, verzuimd die stukken alsmede de beslissing van de CVOM van 20 maart 2012 ter voeging in het dossier van de rechtbank Utrecht door te zenden aan de CVOM dan wel aan de rechtbank Utrecht. Evenzo hadden de na de beslissing van de kantonrechter van 28 juni 2012 door de gemachtigde toegezonden stukken (de brieven van 8 juli 2012, 3 september 2012 en 18 september 2012 aan het College van procureurs-generaal) moeten worden doorgezonden naar de griffier van de rechtbank Utrecht teneinde deze in de gelegenheid te stellen te beoordelen of deze stukken als beroepschrift tegen de beslissing van de kantonrechter van 28 juni 2012 moesten worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor het beroepschrift van de betrokkene van 1 november 2012, gericht aan de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Arnhem. Dit beroepschrift had moeten worden doorgezonden naar de griffier van de rechtbank Utrecht en niet naar de kantonrechter in de rechtbank Gelderland.
9. Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het beroepschrift van de gemachtigde van 1 november 2012 dient te worden aangemerkt als verschoonbaar niet tijdig ingediend hoger beroepschrift gericht tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012.
10. Het hof zal de gemachtigde van de betrokkene en de advocaat-generaal in de gelegenheid stellen hun standpunten met betrekking tot de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012 kenbaar te maken en daarbij ook in te gaan op de ontvankelijkheid van het hoger beroep daartegen. In afwachting daarvan zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland;
verstaat dat hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012;
stelt de gemachtigde van de betrokkene en de advocaat-generaal in de gelegenheid om binnen
vier weken na de datum van dit tussenarresthun standpunten schriftelijk aan het hof kenbaar te maken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schuijlenburg, de Witt en Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Zomer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.