ECLI:NL:GHARL:2015:2726

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
200.138.934
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving school; verdeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van hun drie kinderen. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats moeder] en hen in te schrijven op een school aldaar. De vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de belangen van beide ouders zorgvuldig afgewogen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te handhaven, maar het hof heeft geoordeeld dat de moeder toestemming kan worden verleend om te verhuizen. Het hof heeft daarbij de zorgregeling aangepast, zodat de kinderen regelmatig contact met beide ouders kunnen onderhouden. De moeder krijgt de verantwoordelijkheid voor het halen en brengen van de kinderen. De uitspraak is gedaan in het belang van de kinderen, waarbij de continuïteit van hun verzorging en opvoeding voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.138.934
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 348293)
beschikking van de familiekamer van 16 april 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats moeder],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.E.W.C.M. Kneepkens te Amsterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats vader], gemeente [.....],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. du Fossé te Eindhoven.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 2 oktober 2014 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) van
19 december 2014, met als bijlagen de reacties van de ouders op dat rapport;
- een journaalbericht van mr. Kneepkens van 18 februari 2015 met bijlagen, ingekomen op
19 februari 2015.
1.3
Op 3 maart 2015 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [A] verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1
Uit de - inmiddels beëindigde - relatie van partijen zijn geboren:
- [kind 1], verder te noemen: [kind 1], op [geboortedatum] 2006,
- [kind 2], verder te noemen: [kind 2], op [geboortedatum] 2008, en
- [kind 3], verder te noemen: [kind 3], op [geboortedatum] 2009,
gezamenlijk verder te noemen: de kinderen.
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 november 2012 is, voor zover hier van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn, is de moeder een verbod opgelegd om te verhuizen buiten het gebied met een straal van 18 kilometer vanaf de woning van de vader in [woonplaats vader] en is een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
2.3
Bij beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2013 is voornoemde beschikking van de rechtbank van 28 november 2012 (deels) vernietigd met betrekking tot het hiervoor genoemde verhuisverbod en met betrekking tot de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en heeft het hof, in zoverre opnieuw beschikkende, de straal van het gebied waarbuiten het de moeder verboden is te verhuizen beperkt tot
10 kilometer en is een (deels) gewijzigde zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen verblijven:
- bij de vader, iedere week van vrijdag uit school/kinderdagverblijf tot maandag naar school;
- bij de moeder, per maand een vol weekend, van vrijdag na school tot maandag naar school;
- bij de moeder, alle maandagen waarop de kinderen vrij zijn (met uitzondering van de
vakanties);
- bij de vader, alle vrijdagen waarop de kinderen vrij zijn (met uitzondering van de
vakanties);
- gedurende 50% van de vakanties bij de vader en 50% van de vakanties bij de moeder,
waarbij de vader de kinderen bij aanvang van het contactmoment ophaalt en de moeder de
kinderen na afloop van het contactmoment bij de vader ophaalt.
2.4
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 10 juli 2013, heeft de moeder de rechtbank verzocht te bepalen dat:
- zij vervangende toestemming krijgt om naar [woonplaats moeder] te verhuizen;
- zij per direct, dan wel binnen twee weken, vervangende toestemming heeft de kinderen bij
aanvang van het nieuwe schooljaar, te weten 1 september 2013, te plaatsen op de school in
[woonplaats moeder];
- ( bij instemming door de rechtbank met de verhuizing en met de inschrijving van de
kinderen in [woonplaats moeder]) de zorgregeling vast te stellen zoals door haar in het verzoekschrift
is uiteengezet onder het kopje “zorgregeling”, althans een zorgregeling te bepalen welke
rust en regelmaat biedt voor de kinderen.
2.5
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 14 augustus 2013, heeft de vader voorwaardelijk, bij wege van zelfstandig verzoek, de rechtbank verzocht de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 13 april 2013 (het hof leest: 18 april 2013) te wijzigen en:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen;
- een contactregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen die de rechtbank juist
acht;
- te bepalen dat de moeder € 200,- per kind per maand aan hem zal voldoen als bijdrage in de
kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
- de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.6
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 18 september 2013 het verzoek van de moeder in al zijn onderdelen afgewezen en de kosten gecompenseerd.

3.De omvang van het geschil in hoger beroep

3.1
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
18 september 2013. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar toestemming te geven samen met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats moeder], althans op een afstand als het hof juist acht, een zorgregeling te bepalen tussen de vader en de kinderen zoals door de moeder in eerste aanleg is voorgesteld, dan wel een zorgregeling als het hof juist acht, met daarin opgenomen een verdeling van de vakanties en feestdagen en de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen op een school bij haar woonplaats in de buurt te plaatsen.
3.2
De vader is met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Primair verzoekt de vader de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, te bepalen dat de moeder € 300,- per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan hem zal voldoen, althans een bijdrage vast te stellen als het hof juist acht, en de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Subsidiair verzoekt de vader de moeder te veroordelen tot het betalen van een dwangsom aan hem van € 250,- per dag voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft om terug te verhuizen binnen een straal van 10 kilometer vanaf de woning van de vader in [woonplaats vader], zulks overeenkomstig de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2013.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van
2 oktober 2014, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
4.2
In die beschikking heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden en de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag of ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2013, in de situatie van de kinderen wijzigingen zijn ontstaan en of, in dat licht bezien, de hoofdverblijfplaats van de kinderen wellicht wijziging behoeft. Het hof heeft de raad verzocht om over het verloop van een en ander te rapporteren.
4.3
De raad concludeert en adviseert onder punt 10 en 11 van het raadsrapport van
19 december 2014:
“ Op grond van hetgeen binnen het raadsonderzoek is onderzocht en geconcludeerd, komt de Raad voor de Kinderbescherming tot het oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat hun huidige woonomgeving bij vader waar zij van jongs af aan grotendeels zijn opgegroeid in stand wordt gehouden. In die zin dat zij op hun huidige school kunnen blijven die hen houvast en structuur wordt geboden en waar zij de kinderen goed kennen. Ook behoud van sportclubs en de mogelijkheid van relatieopbouw met vriendinnen is voor alle drie de kinderen van groot belang voor hun ontwikkelingsbehoeften. De Raad acht vader degene die
het beste in deze behoeften kan voorzien. Door moeders beperkte beschikbaarheid, het niet kunnen spelen met andere kinderen doordat zij bij oma of op de bso moeten verblijven wanneer moeder niet beschikbaar is en moeders appèl op eenzijdige loyaliteit van de kinderen, maken een hoofdverblijf bij moeder niet de meest gunstige optie, in vergelijking tot een hoofdverblijf bij vader. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid over hun woonplek en perspectief en moeten niet langer belast worden met de keuze tussen wel of niet verhuizen. Zij mogen het bij beide ouders naar hun zin hebben en duidelijkheid hebben waar
zij gaan wonen, zich kunnen binden aan school en vriendinnen. De Raad adviseert ouders om deze duidelijkheid te bieden door geen verdere juridische procedures meer te starten. Het functioneren van de kinderen staat onder druk hetgeen bij ongewijzigde omstandigheden onvermijdelijk zal leiden tot cognitieve en sociaalemotionele problemen. De Raad adviseert vader om een instantie te zoeken waarbij hij zijn opvoedingsvragen kan stellen en zijn opvoedvaardigheden verder kan versterken. Hierdoor zal hij beter in staat zijn om het (gepolariseerde) gedrag van de kinderen te hanteren en zal hij meer inzicht verwerven ten aanzien van de gevolgen voor hen van de spanningen van de afgelopen jaren. Met het oog op de strijdige loyaliteitsgevoelens die de kinderen (hebben) ervaren, acht de Raad voor de Kinderbescherming het verstandig om voor de kinderen een vorm van begeleiding te zoeken waar zij deze emotionele ontlasting een plek kunnen geven. Te denken valt aan speltherapie waarbinnen zij hun loyaliteitsgevoelens ten opzichte van hun ouders vrijelijk kunnen uiten”.

De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het gerechtshof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en vast te stellen bij de vader, met het nadrukkelijke doel de woonomgeving van de kinderen te handhaven. Zij zijn dan door de weeks bij de vader. De Raad adviseert daarnaast een zorgregeling vast te stellen tussen moeder en de kinderen van eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag na schooltijd tot maandag voor schooltijd. Daarnaast een verdeling van vakantie, feest- en bijzondere dagen die passend is voor beide ouders”.
4.4
Uit het raadsrapport volgt dat de situatie van de kinderen sinds de beschikking van hof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2013 is gewijzigd. De kinderen hebben thans behoefte aan duidelijkheid over hun woonplek en perspectief. Hoewel het goed gaat met de kinderen, acht de raad het ook nodig dat de kinderen een vorm van begeleiding krijgen om hun loyaliteitsgevoelens te uiten. Daar komt bij dat partijen erkennen dat de huidige situatie met drie leefomgevingen voor de kinderen (niet uitputtend samengevat: door de week in Veghel bij oma moederszijde, waar ook de moeder na werktijd verblijft; drie van de vier weekenden bij de vader in [woonplaats vader]; één van de vier weekenden bij de moeder in [woonplaats moeder], alwaar de moeder een woning, haar werk en een relatie heeft) niet langer wenselijk is. Anders dan de rechtbank acht het hof gewijzigde omstandigheden aanwezig. Het hof zal daarom tot een hernieuwde beoordeling van de stellingen en belangen overgaan.
4.5
Ter mondelinge behandeling heeft de moeder aangevoerd dat de raad in het onderzoek is uitgegaan van de situatie dat het hoofdverblijf van haar in Veghel zou zijn en niet in [woonplaats moeder]. In het onderzoek wordt namelijk aangegeven dat de beperkte beschikbaarheid van moeder een reden is om de dagelijkse zorg bij de vader te leggen. De moeder voert aan dat, indien zij mag verhuizen met de kinderen naar [woonplaats moeder], juist veel meer beschikbaar is voor de kinderen. Zij kan haar werktijden aanpassen aan de schooltijden van de kinderen, waardoor geen buitenschoolse opvang noodzakelijk is en de kinderen kunnen sporten en afspreken met vriendinnen. Uit het raadsonderzoek blijkt dat de kinderen de verhuizing aankunnen. De moeder voert aan dat bij een verhuizing naar [woonplaats moeder], waarbij de zorgcontacten met de vader nagenoeg in stand blijven en hetzelfde blijven zoals de afgelopen jaren, minder ingrijpend is dan een verhuizing van Veghel naar [woonplaats vader] en het terugbrengen van het contact tussen de kinderen en hun moeder van dagelijkse zorg (al acht jaren) naar slechts eenmaal in de veertien dagen.
4.6
De vader voert aan dat de leefomgeving van de kinderen met name in [woonplaats vader] is omdat ze daar naar school gaan, daar hun vriendinnetjes en sportclubs zijn en ze daar ieder weekend vanaf vrijdag na school tot maandagochtend verblijven (met uitzondering van het weekend in de maand dat ze bij de moeder in [woonplaats moeder] verblijven). Uit het rapport van de raad blijkt dat de ouders even geschikt zijn om de kinderen op te voeden. De vader is bereid en in staat om de zorg van de kinderen op zich te nemen en zijn werktijden zoveel mogelijk aan te passen aan de schooltijden. Hij zal voor drie dagen in de week een oppas aan huis inschakelen, of minder vaak indien de moeder de kinderen nog wil opvangen na school.
4.7
Het hof stelt met de raad vast dat beide ouders betrokken zijn met de kinderen en een affectieve band met hen hebben. Beide ouders zijn ook geschikt om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. De ouders willen beiden het beste voor hun kinderen maar slagen er niet in om tot overeenstemming komen over de woonplek van hun dochters. Het hof acht het voor de kinderen van groot belang, hetgeen door de ouders ter mondelinge behandeling ook eensluidend is erkend, dat er rust wordt gecreëerd omdat de huidige situatie van drie leefomgevingen niet wenselijk is. Het eerder opgelegde verhuisverbod voor de moeder werkt in de praktijk niet.
4.8
Om een beslissing te kunnen nemen dienen de belangen van de kinderen een eerste overweging van het hof te vormen. Echter, volgens vaste rechtspraak dient het hof bij een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- de vrijheid van een ouder om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- een goede voorbereiding van de verhuizing;
- aanbieding van alternatieven of compensatie voor de vermindering van
omgangsmogelijkheden;
- de extra kosten van omgang na de verhuizing;
- de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun
vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving.
4.9
Het hof stelt vast dat in het verleden en ook thans het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van de kinderen bij de moeder ligt, alwaar ook de hoofdverblijf van de kinderen is bepaald. Anders dan de raad is het hof van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is dat de hoofdverblijfplaats zal worden gewijzigd en bij de vader zal worden bepaald. Het hof acht de continuïteit van de hoofdverzorger van de kinderen van groter belang dan de continuïteit van hun leefomgeving.
4.1
Het hof is voorts van oordeel dat de moeder op zichzelf de mogelijkheid moet hebben om haar leven opnieuw in te richten mits de belangen van de kinderen daarbij niet worden geschaad. De kinderen zijn nog jong en de raad heeft aangegeven dat ze voldoende flexibel zijn om te verhuizen. De moeder heeft nog altijd haar werk in [woonplaats moeder] (evenals zij dit had tijdens de relatie met de vader) en zij heeft ook geschikte woonruimte. De moeder moet thans haar werk in [woonplaats moeder] combineren met de verzorging van de kinderen in Veghel, hetgeen veel van de moeder vergt. Door een verhuizing vervalt de reistijd van de moeder en is zij ook die tijd nog beschikbaar voor de kinderen. Ervan uitgaande dat de moeder ook haar toekomst in [woonplaats moeder] zal hebben, zullen de kinderen in [woonplaats moeder] opgroeien en daar een leven opbouwen met school, sport en vrienden. De kinderen zijn inmiddels ook bekend in [woonplaats moeder], omdat zij daar één weekend in de maand zijn. De vader en de kinderen kunnen hun contact onderhouden in de lange weekenden en hun contacten verdiepen door de uitgebreide vakantieregeling.
4.11
Alles overwegende, is het hof van oordeel dat toestemming kan worden verleend aan de moeder om met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Het hof acht het in het licht van de gemaakte belangenafweging niet onaanvaardbaar dat het contact tussen de vader en de kinderen als gevolg van de verhuizing zal wijzigen, nu het aandeel van de vader in de opvoeding en verzorging van de kinderen door de verhuizing door de te bepalen zorgregeling niet drastisch vermindert.
Het hof zal de door de moeder voorgestelde, uitgebreide regeling grotendeels overnemen. De moeder heeft aangeboden dat de kinderen tot maandagochtend bij de vader mogen verblijven, maar omdat zij straks in [woonplaats moeder] op school zitten acht het hof het niet haalbaar en wenselijk om op maandagochtend nog met de kinderen van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder] te reizen. Gelet op het belang van de kinderen zal het hof daarom een regeling vaststellen waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt op vrijdagmiddag uit school (15.00 uur) en zij de kinderen weer ophaalt bij de vader op zondagavond na het avondeten (18.00 uur). Eenmaal per vier weken zullen de kinderen een vol weekend bij de moeder verblijven, welk weekend in onderling overleg tussen partijen zal worden bepaald.
Alle vrijdagen waarop de kinderen vrij zijn (met uitzondering van vakanties) zullen de kinderen vanaf donderdagavond bij de vader verblijven. Alle maandagen waarop de kinderen vrij zijn en welke aansluiten op het gehele zorgweekend van de vader, zullen de kinderen bij hem verblijven tot 18.00 uur. Deze extra dagen (maandag en vrijdag) zijn met uitzondering van de feestdagen, welke in onderling overleg afgesproken zullen worden.
De vakanties zullen in overleg tussen de ouders worden verdeeld op basis van 60% bij de vader en 40% bij de moeder. Partijen kunnen in goed onderling overleg de regeling aanpassen. Het hof zal, conform het aanbod van de moeder, bepalen dat de moeder het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening neemt.

5.De slotsom

in het principaal hoger beroep:
5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven van de moeder. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
in het incidenteel hoger beroep:
5.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven van de vader.
in het principaal en in het incidenteel hoger beroep, voorts:
5.3
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
18 september 2013,
en, opnieuw beschikkende:
verleent de moeder bij aanvang van de schoolvakantie (9 juli 2015) vervangende toestemming om samen met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen en de kinderen bij aanvang van het nieuwe schooljaar, te weten op 24 augustus 2015, te plaatsen op een school in [woonplaats moeder];
wijzigt de beschikking van hof ’s-Hertogenbosch van 18 april 2013 en stelt als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast betreffende het contact tussen de vader en [kind 1], [kind 2] en [kind 3]:
[kind 1], [kind 2] en [kind 3] verblijven:
- iedere week (met uitzondering van het hierna genoemde weekend) van vrijdagmiddag uit
school (15.00 uur) tot zondagavond na het avondeten (18.00 uur) bij de vader;
- eenmaal per vier weken een vol weekend bij de moeder, welk weekend in onderling overleg tussen partijen dient te worden bepalen;
- alle vrijdagen waarop de kinderen vrij zijn (met uitzondering van vakanties) vanaf
donderdagavond bij de vader;
- alle maandagen waarop de kinderen vrij zijn en welke aansluiten op het gehele
zorgweekend van de vader, tot 18.00 uur bij de vader;
- gedurende 60% van de vakanties bij de vader en 40% van de vakanties bij de moeder;
de hierboven genoemde extra maandagen en vrijdagen zijn met uitzondering van de feestdagen, welke in onderling overleg afgesproken zullen worden;
bij deze regeling geldt dat de moeder het halen en brengen voor haar rekening neemt en dat
partijen in goed overleg deze regeling kunnen aanpassen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Krijger en G.J. Rijken, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 16 april 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.