ECLI:NL:GHARL:2015:2708

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
21-008694-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake overtreding Flora- en faunawet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het doden, verwonden, of vangen van een beschermde inheemse diersoort, de ekster (Pica pica), op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leuth. Het hof oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 20 november 2013 was uitgesproken. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, omdat dit niet voldeed aan de vereisten voor hoger beroep en kwam tot een andere beslissing over de strafbaarheid van de verdachte.

De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzettelijke handeling had verricht om de ekster te vangen, aangezien hij in feite verwilderde sierduiven wilde vangen. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het gebruik van een vangkooi impliceert dat de verdachte zich een zekere moeite heeft getroost om een dier te vangen. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de ekster had gevangen, maar sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen was dat hij dit opzettelijk had gedaan.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 150 euro, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de geringe ernst van de overtreding en het blanco strafblad van de verdachte. Het hof gelastte de teruggave van de in beslag genomen vangkooi aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de verdachte niet aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008694-13
Uitspraak d.d.: 13 april 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland van 20 november 2013 met parketnummer 84-255100-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. ing. C.F. van Helvoirt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat en omdat het hof tot een andere beslissing met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leuth, in de gemeente Ubbergen, al dan niet opzettelijk, een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een ekster (Pica pica), heeft gedood en/of verwond en/of gevangen en/of bemachtigd of met het oog daarop heeft opgespoord.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde misdrijf

Het hof is ten aanzien van het primair tenlastegelegde
misdrijfvan oordeel dat verdachte de ekster niet opzettelijk heeft gevangen, nu verdachte verwilderde sierduiven wilde vangen en de ekster tegen de wil van verdachte in de vangkooi terecht is gekomen. Verdachte heeft naar het oordeel van het hof ook niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een ekster zou vangen. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde
misdrijfworden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de subsidiair tenlastegelegde overtreding
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van ‘vangen’ en ‘bemachtigen’, nu verdachte geen actieve handeling heeft verricht om de ekster te vangen en voorgaande begrippen wel vereisen dat een zekere moeite wordt gedaan. Bovendien is de vangkooi niet buiten maar binnen gebruikt en dit is niet verboden. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Oordeel hof
Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof begrijpt dat het verdachte erom te doen was door middel van de vangkooi verwilderde sierduiven te vangen. Het gebruik van een vangkooi impliceert ook reeds dat verdachte zich een zekere moeite heeft getroost om een dier te vangen. Anders dan door de verdachte en zijn raadsman is betoogd, is het hof van oordeel dat de vangkooi niet binnen maar buiten is gebruikt: de kapschuur was aan één zijde open.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde overtreding

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair tenlastegelegde
overtredingvan artikel 9 van de Flora- en faunawet heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leuth, in de gemeente Ubbergen
, al dan niet opzettelijk,een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een ekster (Pica pica), heeft
gedood en/of verwond en/ofgevangen
en/of bemachtigd of met het oog daarop heeft opgespoord.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal acht het bewezenverklaarde feit en de verdachte strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van 150 euro subsidiair 3 dagen hechtenis, met een proeftijd van een jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat bij het parlement een wetsvoorstel aanhangig is (Kamerstukken 33 348) waarin de onderhavige verbodsbepaling wordt beperkt tot opzettelijk handelen. Hij verzoekt het hof om -in lijn met artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht- rekening te houden met deze voor de verdachte gunstige wetswijziging en hem vrij te spreken.
Oordeel hof
Het hof acht reeds om andere redenen opzettelijk handelen van verdachte niet bewijsbaar. Voor zover de raadsman bedoelt dat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen omdat het bewezenverklaarde niet meer strafbaar zou zijn, faalt dit, omdat nog slechts van een wetsvoorstel sprake is en dus artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht toepassing mist.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wegens afwezigheid van alle schuld (avas) moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte er alles aan gedaan heeft om een onbedoelde bijvangst te voorkomen. Verdachte heeft immers objectief zorgvuldig gehandeld en hij heeft voldaan aan de voor hem geldende normen bij het plaatsen van de vangkooi. Bovendien mocht verdachte een vangkooi voorhanden hebben. Verdachte heeft dit alles in aanmerking genomen de zorgplicht als bedoeld in artikel 2 van de Flora- en faunawet in acht genomen.
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof faalt het beroep op avas reeds omdat verwilderde duiven ingevolge het bepaalde in artikel 16f Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten slechts binnen de bebouwde kom met behulp van een vangkooi mogen worden gevangen. Verdachte plaatste de vangkooi buiten de bebouwde kom. Dat de duiven die verdachte wilde vangen mogelijk in het verleden tam waren of dat het nakomelingen van die in het verleden tamme duiven betrof, doet naar het oordeel van het hof voor de toepasselijkheid van dit verbod niet ter zake.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de landelijke vrijstelling op grond van artikel 65, derde lid, van de wet jo. artikel 2 Besluit beheer en schadebestrijding dieren (geoorloofd beschikken op grond van vrijstelling grondgebruiker voor het bestrijden van zwarte kraai en kauw) waarop de raadsman een beroep doet, in dit verband niet relevant is.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Weliswaar heeft verdachte een overtreding begaan maar gelet op de geringe ernst en de omstandigheden waaronder het feit is begaan alsmede het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9 van de Flora- en faunawet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een inloopkooi.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. J.F.L. Roording, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 13 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.F.L. Roording is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 april 2015.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. J.J.T.M. Pieters, advocaat-generaal,
mr. R. Hermans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.