ECLI:NL:GHARL:2015:2627

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
200.163.914/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, die onder toezicht staan van de Stichting William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De ouders van de minderjarigen hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De ouders zijn van mening dat zij niet de kans hebben gekregen om te bewijzen dat zij in staat zijn om hun kinderen zelf op te voeden, en verzoeken het hof om alternatieven te overwegen, zoals gezinsopname.

De GI heeft het verzoek van de ouders bestreden en stelt dat er sprake is van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis, waarbij de ouders onvoldoende in staat zijn gebleken om een veilige opvoedingsomgeving te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de kinderen moeite hebben met het gezag van de ouders en dat er onveilige situaties zijn geweest. Het hof heeft de argumenten van de ouders en de GI afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor uithuisplaatsing aanwezig zijn. De ouders hebben weliswaar goede bedoelingen, maar het hof oordeelt dat zij niet in staat zijn om de kinderen de benodigde veiligheid en continuïteit te bieden.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen is verlengd. De ouders hebben in de afgelopen jaren onvoldoende groei gerealiseerd in hun opvoedingscapaciteiten, en het hof acht het niet in het belang van de kinderen om alternatieven te overwegen. De beslissing van het hof is genomen op 24 maart 2015, na een zorgvuldige afweging van alle ingebrachte stukken en de mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.163.914/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/106863/FA RK 14-2442)
beschikking van de familiekamer van 24 maart 2015
inzake
[verzoeker1] en [verzoeker2],
wonende te [A],
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. G. Meijer, kantoorhoudend te Veendam,
tegen
Stichting William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Familie [de pleegouders1],
hierna te noemen: de pleegouders van [de minderjarige2].
Familie [de pleegouders2],
hierna te noemen: de pleegouders van [de minderjarige1].

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 november 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 2 februari 2015, zijn de ouders in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoeken die beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt:) voor zover het de verlenging van de machtiging tot uihuisplaatsing van de minderjarigen betreft en het verzoek daartoe af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 februari 2015, heeft de GI het verzoek in hoger beroep van de ouders bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 9 februari 2015 een brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 februari 2015;
- op 16 februari 2015 een brief van Jeugdbescherming Noord (voorheen BJZ) van 13 februari 2015, met het verzoek hen niet meer aan te merken als belanghebbende;
- op 2 maart 2015 een brief van 27 februari 2015 van de GI met bijlagen;
- op 2 maart 2015 een journaalbericht van 27 februari 2015 van mr. Meijer met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2015 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI zijn verschenen
[B] en [C].

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de ouders zijn geboren:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1]), [in] 2011;
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2]), [in] 2010;
- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3]), [in] 2007.
De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen belast.
3.2
[de minderjarige2] staat sedert 22 augustus 2013 onder toezicht van de GI. [de minderjarige1], alsmede [de minderjarige3] staan sinds 13 november 2013 onder toezicht van de GI. Deze maatregelen zijn laatstelijk verlengd tot 13 november 2015. Binnen dit kader zijn voor alle kinderen machtigingen tot uithuisplaatsing verleend. Voor [de minderjarige2] sinds 22 augustus 2013, voor [de minderjarige3] sinds 13 november 2013 en voor [de minderjarige1] sinds 31 januari 2014. De GI heeft in haar inleidend verzoek verzocht om verlenging van deze maatregelen.
3.3
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft -voor zover hier van belang- de kinderrechter de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verlengd met ingang van 13 november 2014 voor een jaar. De ouders hebben tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
3.4
[de minderjarige2] en [de minderjarige1] verblijven ieder in een ander pleeggezin en [de minderjarige3] woont in een internaat van [D] te [E].

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:262 lid 1 BW oud, thans nog van toepassing, kan de kinderrechter op verzoek van de GI de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
4.2
De ouders kunnen zich niet met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verenigen. Zij voeren aan dat zij geen eerlijke kans hebben gekregen om te laten zien dat zij in staat zijn om zelf hun kinderen op te voeden, dit met de nodige ondersteuning. Zij bestrijden niet dat het niet op alle punten goed is gegaan in [F], maar bestrijden de juistheid van de getrokken conclusies. Zij verzoeken dat er naar alternatieven wordt gekeken, zoals gezinsopname bij Stichting [G] te [H].
4.3
De GI stelt achter de conclusies van [F] te staan en deze conclusies ook te hebben opgevolgd. Aangezien er sprake is van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis, ziet de GI geen andere mogelijkheden meer voor de ouders. In de afgelopen jaren is geconstateerd dat de ouders onvoldoende in staat waren om de kinderen een veilige opvoedingsomgeving te bieden.
4.4
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat, anders dan de ouders aanvoeren, de gronden voor uithuisplaatsing van [de minderjarige3], [de minderjarige2] en [de minderjarige1] aanwezig zijn. Alhoewel de ouders in de afgelopen jaren veel inzet hebben getoond en heel betrokken zijn bij de kinderen, staat ook voor het hof vast dat de ouders niet in staat zijn om de kinderen een opvoedingsomgeving te bieden waarin hun veiligheid en continuïteit in hun dagelijkse verzorging en opvoeding voldoende is gewaarborgd. Het hof verwijst hierbij tevens naar de rechtsoverwegingen 4.8 tot en met 4.11 in zijn eerdere beschikking van 3 juni 2014, betreffende [de minderjarige1] en neemt die na eigen onderzoek over. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
4.5
Uit de stukken is gebleken dat de kinderen veel moeite hadden om gezag van de ouders te accepteren en dat zij heftige gedragingen vertoonden als slaan, schoppen en spugen naar de ouders. De ouders hebben moeite met het toezicht (blijven) houden op de kinderen, het begrenzen en het consequent zijn. Met name lijkt het voor de vader lastig om achter de moeder te blijven staan bij het begrenzen, waardoor de kinderen zich negatief gedrag (als heel hard en lang huilen) eigen hebben gemaakt om toch hun zin door te drijven. Tijdens de opname bij [F] hebben zich vele onveilige situaties voorgedaan. Het hof deelt daarbij niet de visie van de ouders dat de gebeurtenissen onder een vergrootglas zijn gelegd en geen representatief beeld geven van de wijze waarop de ouders met de kinderen omgaan. Geconstateerd is dat de ouders absoluut goede bedoelingen hebben, maar dat zij het overzicht lijken te missen en zich gemakkelijk laten afleiden. Zij hebben in de afgelopen jaren hierin onvoldoende groei gerealiseerd. [F] heeft, na nog een verlenging van de duur van de opname, negatief geadviseerd ten aanzien van thuisplaatsing van alle drie de kinderen. Uiteraard is het begrijpelijk dat dit veel emoties oproept bij de ouders, omdat zij veel van hun kinderen houden en moeten accepteren dat het toekomstperspectief van de kinderen niet bij hen ligt. Opnieuw een gezinsopname of een ander alternatief, acht het hof niet in het belang van de kinderen omdat een andere uitkomst na het intensieve onderzoek van [F] niet valt te verwachten. Ook het verzoek van de ouders om alleen [de minderjarige1] thuis te laten wonen, zal het hof in het licht van voorgaande afwijzen. Het hof beoordeelt de verlenging van de uithuisplaatsing dan ook als noodzakelijk. Dat de ouders hebben betoogd dat zij thans hun leefsituatie beter op orde hebben en zij ook de zorg dragen voor een oppaskindje uit hun vriendenkring, maakt dit niet anders.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dient te bekrachtigen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 november 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. A.H. Garos en mr. M.P. den Hollander, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 maart 2015 in bijzijn van de griffier.