ECLI:NL:GHARL:2015:2616

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
21-002909-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen een vonnis van 22 januari 2013, waarin een ontnemingszaak aan de orde was. De zaak betrof de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in deze vordering.

Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de aanzegging van het hoger beroep in de ontnemingszaak. De verdachte had geen duidelijke informatie ontvangen over de status van het hoger beroep, waardoor hij in de veronderstelling verkeerde dat het hoger beroep in de ontnemingszaak was ingetrokken. Dit gebrek aan communicatie en de onduidelijkheid in de brieven van het openbaar ministerie hebben geleid tot de conclusie dat de verdachte niet op de juiste wijze was geïnformeerd.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002909-13
Uitspraak d.d.: 5 maart 2015
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2013 met parketnummer 16-650333-12 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [geboortedatum], [adres]

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman, mr. R. van Veen, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op 22 januari 2013 is door de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een strafzaak en de bijbehorende ontnemingszaak, beiden onder het parketnummer 16-650333-12.
In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel d.d. 29 januari 2013 met parketnummer 16-650333-12 en daarachter de toevoeging “(de ontneming)”. Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich voorts een akte rechtsmiddel d.d. 7 februari 2013 met parketnummer 16-650333-12, met daarop een handgeschreven aantekening “
foutief ingesteld alleen ontneming in appel”. Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich verder een appelschriftuur ex artikel 410 Wetboek van Strafvordering d.d. 7 februari 2013. Ter terechtzitting van het hof van 19 augustus 2014 heeft de raadsman verklaard dat de verdediging deze appelschriftuur niet heeft ontvangen.
Verdachte heeft van het Arrondissementsparket Midden-Nederland ontvangen een bericht “aanzegging hoger beroep” d.d. 7 februari 2013 met daarop vermeld parketnummer 16-650333-12 en een bericht “intrekking hoger beroep” d.d. 11 februari 2013 met daarop vermeld hetzelfde parketnummer 16-650333-12. Op beide brieven staat niet vermeld of het de strafzaak of de ontnemingszaak betreft. Verder staat op beide brieven onder aan de bladzijde: “Afschrift aan raadsman:”, maar niet ingevuld is dat een afschrift aan de raadsman is uitgegaan. Zowel de brief met aanzegging hoger beroep als de brief met een bericht tot intrekking hoger beroep zijn ondertekend door ‘de officier van justitie’. Weliswaar is later gebleken dat beide brieven niet door een officier van justitie zijn ondertekend maar door een administratief medewerkster van het parket, maar dat was voor de verdachte niet kenbaar.
De kwestie is ter terechtzitting van dit hof van 19 augustus 2014 door de raadsman bij wijze van preliminair verweer aan de orde gesteld, hetgeen ertoe heeft geleid dat door het hof aan de advocaat-generaal is verzocht om voorafgaand aan de nadere zitting na te gaan of een aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak is uitgegaan naar de verdachte. Op 25 november 2014 heeft een volgende zitting plaatsgevonden. Deze werd op verzoek van de verdediging aangehouden, maar toen lag er nog geen antwoord van de advocaat-generaal op de door het hof gestelde vraag. Eerst op 3 maart 2015 is door het openbaar ministerie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin inzicht is gegeven in de gang van zaken, maar waarbij niet het gevraagde stuk boven tafel is gekomen. De verzochte aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak kon niet aangeleverd worden.
Tot op heden is er zijdens het openbaar ministerie geen specifieke aanzegging hoger beroep aan de verdachte met betrekking tot de ontnemingszaak overgelegd. Verdachte heeft, naar het hof als vaststaand aanneemt, dus alleen twee brieven ontvangen van het openbaar ministerie, een aanzegging hoger beroep en een intrekking hoger beroep, met daarop genoemd het parketnummer dat betrekking had op zowel de strafzaak als de ontnemingszaak, zonder een specificering of deze brieven betrekking hadden op de strafzaak dan wel de ontnemingszaak of zowel de strafzaak als de ontnemingszaak. Het hof is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat verdachte op basis van de verkregen informatie erop mocht vertrouwen dat het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep in de ontnemingszaak was ingetrokken. Gelet daarop zal het hof het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. P. van Kesteren en mr. A.B.A.P.M. Ficq, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, griffier,
en op 5 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.