Op 22 januari 2013 is door de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een strafzaak en de bijbehorende ontnemingszaak, beiden onder het parketnummer 16-650333-12.
In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel d.d. 29 januari 2013 met parketnummer 16-650333-12 en daarachter de toevoeging “(de ontneming)”. Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich voorts een akte rechtsmiddel d.d. 7 februari 2013 met parketnummer 16-650333-12, met daarop een handgeschreven aantekening “
foutief ingesteld alleen ontneming in appel”. Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich verder een appelschriftuur ex artikel 410 Wetboek van Strafvordering d.d. 7 februari 2013. Ter terechtzitting van het hof van 19 augustus 2014 heeft de raadsman verklaard dat de verdediging deze appelschriftuur niet heeft ontvangen.
Verdachte heeft van het Arrondissementsparket Midden-Nederland ontvangen een bericht “aanzegging hoger beroep” d.d. 7 februari 2013 met daarop vermeld parketnummer 16-650333-12 en een bericht “intrekking hoger beroep” d.d. 11 februari 2013 met daarop vermeld hetzelfde parketnummer 16-650333-12. Op beide brieven staat niet vermeld of het de strafzaak of de ontnemingszaak betreft. Verder staat op beide brieven onder aan de bladzijde: “Afschrift aan raadsman:”, maar niet ingevuld is dat een afschrift aan de raadsman is uitgegaan. Zowel de brief met aanzegging hoger beroep als de brief met een bericht tot intrekking hoger beroep zijn ondertekend door ‘de officier van justitie’. Weliswaar is later gebleken dat beide brieven niet door een officier van justitie zijn ondertekend maar door een administratief medewerkster van het parket, maar dat was voor de verdachte niet kenbaar.
De kwestie is ter terechtzitting van dit hof van 19 augustus 2014 door de raadsman bij wijze van preliminair verweer aan de orde gesteld, hetgeen ertoe heeft geleid dat door het hof aan de advocaat-generaal is verzocht om voorafgaand aan de nadere zitting na te gaan of een aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak is uitgegaan naar de verdachte. Op 25 november 2014 heeft een volgende zitting plaatsgevonden. Deze werd op verzoek van de verdediging aangehouden, maar toen lag er nog geen antwoord van de advocaat-generaal op de door het hof gestelde vraag. Eerst op 3 maart 2015 is door het openbaar ministerie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin inzicht is gegeven in de gang van zaken, maar waarbij niet het gevraagde stuk boven tafel is gekomen. De verzochte aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak kon niet aangeleverd worden.
Tot op heden is er zijdens het openbaar ministerie geen specifieke aanzegging hoger beroep aan de verdachte met betrekking tot de ontnemingszaak overgelegd. Verdachte heeft, naar het hof als vaststaand aanneemt, dus alleen twee brieven ontvangen van het openbaar ministerie, een aanzegging hoger beroep en een intrekking hoger beroep, met daarop genoemd het parketnummer dat betrekking had op zowel de strafzaak als de ontnemingszaak, zonder een specificering of deze brieven betrekking hadden op de strafzaak dan wel de ontnemingszaak of zowel de strafzaak als de ontnemingszaak. Het hof is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat verdachte op basis van de verkregen informatie erop mocht vertrouwen dat het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep in de ontnemingszaak was ingetrokken. Gelet daarop zal het hof het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren.