ECLI:NL:GHARL:2015:257
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- W. Foppen
- J.D.S.L. Bosch
- G.K. Schipmölder
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over minderjarigen in het kader van de bescherming van hun belangen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht het hof om haar niet van het gezag over de kinderen te ontheffen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om deze ontheffing, wat door de rechtbank was toegewezen. De moeder stelde dat de hulpverlening door Bureau Jeugdzorg (BJZ) onvoldoende was en dat de kinderen bij hen terug moesten keren voor hun welzijn.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De minderjarigen waren in 2010 onder toezicht gesteld en in een uithuisplaatsing geplaatst. Het hof oordeelde dat de moeder ongeschikt was om de zorg voor de kinderen te dragen, mede door de geschiedenis van huiselijk geweld en de ernstige gedragsproblemen van de kinderen. Het hof benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat zij recht hebben op stabiliteit en continuïteit in hun opvoedingssituatie. De ouders werden als niet in staat beschouwd om de kinderen de benodigde zorg en veiligheid te bieden.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ontheffing van het gezag over de minderjarigen werd bevestigd. Het hof concludeerde dat de toekomst van de kinderen niet bij de ouders ligt, maar bij de pleeggezinnen waar zij verblijven. De ouders blijven wel de ouders van de kinderen, maar vervullen voortaan een rol op afstand.