ECLI:NL:GHARL:2015:2523

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
200.137.575-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep loonvordering en toepasselijkheid cao in arbeidsrelatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten tegen Stichting Teen Challenge Nederland, waarbij zij loonvorderingen indienen op basis van de cao GGZ. De appellanten, die werkzaam waren bij Teen Challenge, stellen dat zij recht hebben op hogere vergoedingen en een eindejaarsuitkering op basis van de algemeen verbindend verklaarde cao. De zaak is gestart met een dagvaarding in hoger beroep op 6 november 2013, na eerdere vonnissen van de kantonrechter in 2012 en 2013 die de vorderingen van de appellanten hadden afgewezen. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de procedure besproken, waarbij het hof oordeelt dat Teen Challenge onder de werkingssfeer van de cao valt. Het hof verwerpt de verweren van Teen Challenge, waaronder de klachtplicht en rechtsverwerking, en stelt dat de cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten van de appellanten. De appellanten hebben hun vorderingen verder onderbouwd en het hof heeft hen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over hun functies en de bijbehorende salarissen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.575/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 541031 / CV EXPL 12-13752)
arrest van de eerste kamer van 7 april 2015
in de zaak van

1.[appellant 1],

hierna te noemen:
[appellant 1],
2. [appellant 2],
hierna te noemen:
[appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk aangeduid als:
[appellanten],
advocaat: mr. J.A. de Waard, kantoorhoudend te Goes,
tegen
Stichting Teen Challenge Nederland,
gevestigd te Veelerveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Teen Challenge,
advocaat: mr. J.C. Zevenberg, kantoorhoudend te Rijswijk (ZH).

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 19 juni 2012 van de kantonrechter te Winschoten in de toenmalige rechtbank Groningen, en het vonnis van 3 september 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 november 2013,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord, eveneens met producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. In beide procesdossiers ontbreken de even pagina's van productie 2 bij conclusie van antwoord. Op verzoek van het hof heeft de advocaat van Teen Challenge, die zich op deze productie beroept, alsnog bladzijde 4 van die productie toegefaxt.
2.3
De vordering van [appellanten] luidt:
"
te vernietigen het vonnis van de rechtbank Noord Nederland d.d. 3 september 2013 (…) en opnieuw rechtdoende (…) bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Teen Challenge te veroordelen om aan [appellant 1] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 13.068,04 (althans het netto-equivalent) te verhogen met de wettelijke verhoging (ex artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding in eerste aanleg;
2. Teen Challenge te veroordelen om aan [appellant 2] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 4.554,61 (althans het netto-equivalent) te verhogen met de wettelijke verhoging (ex artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding in eerste aanleg;
3. Teen Challenge te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep alsmede de kosten van de procedure in eerste aanleg, waaronder begrepen de nakosten".

3.De tussen partijen vaststaande feiten

3.1
Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten is niet gegriefd. Samen met wat voorts in hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan, zijn de feiten als volgt.
3.2
[appellant 1] is op [in 2000] krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Teen Challenge, aanvankelijk als groepsleider en later in de functie van projectleider voor 40 uur per week. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 2.261,- bruto per maand.
Bij beschikking van 10 maart 2010 is deze arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2010 onder toekenning van een vergoeding aan [appellant 1].
3.3
[appellant 2] is, krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, op
[in 2006] bij Teen Challenge in dienst getreden in de functie van groepsleider, tot en met 2007 voor 20 uur per week. Later is zij 32 uur per week gaan werken.
Haar arbeidsovereenkomst is eveneens ontbonden per 1 mei 2010 onder toekenning van een vergoeding ten laste van Teen Challenge.
3.4
Teen Challenge is verbonden aan de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en exploiteert onder meer [X], alwaar, gebaseerd op bijbelse principes, opvang en begeleiding wordt geboden aan mannen met een levensbeheersend verslavingsprobleem. [appellanten] waren werkzaam op [X], die tot 2004 volledig uit giften werd gefinancierd en sindsdien met PGB-gelden van de bewoners.
3.5
Omdat Teen Challenge een financieel keurmerk wenste te krijgen, heeft de GIBO Groep in april 2004 na het doorlichten van de administratieve organisatie en interne controle een lijst aanbevelingen ter verbetering verstrekt.
In een op 5 september 2006 gedateerd rapport van FEO Federatie Evangelische Zorg-Organisaties wordt verslag gedaan van visitatie van [X]. Daarin staat onder meer dat, hoewel recent is gewerkt aan de totstandkoming van een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, dit nog niet heeft geleid tot vaststelling van de voorwaarden door het bestuur. Het visitatieteam is bovendien van mening dat de instelling de cao Welzijn dan wel de cao GGZ verplicht zou moeten toepassen.
3.6
Bij brief van 18 september 2006 heeft [appellant 1] aan het bestuur zijn zorgen over de gang van zaken geuit. Eind 2006 hebben [appellanten] zich ziek gemeld. Zij zijn in oktober 2007 weer (aanvankelijk op arbeidstherapeutische basis) aan de slag gegaan.
3.7
De cao GGZ is algemeen verbindend verklaard over de periode van 16 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006.
3.8
Bij brieven van 8 december 2010, waarin wordt herinnerd aan een eerdere brieven met betalingsverzoeken van 29 maart 2010, 31 mei 2010 en 5 september 2010, hebben [appellanten] Teen Challenge in gebreke gesteld ter zake van hun eindafrekeningen en verzocht het verschuldigde voor 24 december 2010 te voldoen.

4.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg

4.1
[appellanten] hebben de in randnummer 2.3 onder 1 en 2 weergegeven vorderingen ingesteld, aangevuld met de vordering om Teen Challenge in de proceskosten te veroordelen.
Daartoe hebben zij aangevoerd dat zij in de periode waarin de cao GGZ algemeen verbindend was, te weinig salaris, onregelmatigheidstoeslag, eindejaarsuitkering, en vergoeding voor reiskosten en bereikbaarheidsdiensten hebben ontvangen. Daarnaast hebben zij aanspraak gemaakt op niet betaalde overuren die in 2009 zijn gemaakt, reiskosten uit 2009 en 2010 en niet opgenomen verlofuren vanaf 2007 tot einde dienstverband.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat [appellanten], na gemotiveerd verweer door Teen Challenge, naar zijn oordeel niet konden volstaan met een akte waarin zonder samenvatting wordt verwezen naar omvangrijke bijgevoegde producties. Aldus hebben [appellanten] niet aan hun stelplicht voldaan volgens de kantonrechter.

5.De beoordeling van de grieven

5.1
[appellanten] hebben drie als zodanig genummerde grieven opgeworpen, waarmee zij opkomen tegen het afdoen van hun vordering op schending van de stelplicht en tegen hun veroordeling in de proceskosten.
Wat daarvan ook zij, het hoger beroep dient mede tot herstel van wat in eerste aanleg is nagelaten en [appellanten] hebben hun vorderingen in de toelichting op de grieven nader onderbouwd.
5.2
[appellanten] wijzen op het onder 3.7 weergegeven feit en voeren aan dat de kantonrechter hun vorderingen aan de hand daarvan had moeten beoordelen nu Teen Challenge heeft erkend dat deze algemeen verbindend verklaarde cao op hun arbeidsovereenkomsten van toepassing was.
Teen Challenge heeft hiertegen een aantal verweren ingebracht.
5.3
Het verweer met de verste strekking is dat zij het gestelde niet heeft erkend, althans daar nu op terugkomt en van mening is dat zij niet onder de werkingssfeer van deze algemeen verbindend verklaarde cao viel omdat zij geen reguliere GGZ-instelling is.
Het hof is van oordeel dat de passage in de conclusie van antwoord waarin [appellanten] een erkenning zien, geen gerechtelijke erkentenis is als bedoeld in art. 154 Rv omdat Teen Challenge in bedoelde passage niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft aanvaard dat de ingeroepen cao op de onderhavige arbeidsovereenkomsten van toepassing is. Het hof verwerpt evenwel het verweer dat de door haar geëxploiteerde Spetse Hoeve niet onder de werkingssfeer van deze algemeen verbindend verklaarde cao valt. Teen Challenge is immers een rechtspersoon die een organisatie in stand houdt met als doel het bieden van zorg, begeleiding en dienstverlening op het gebied van verslavingszorg, en zij valt daarmee onder de begripsbepaling van een werkgever als in die cao bedoeld (Hoofdstuk I onder A, art 1 lid 1).
5.4
Het volgende verweer is dat Teen Challenge niet op de hoogte was van deze algemeen verbindendverklaring en dat [appellanten] hun klachtplicht als bedoeld in art. 6:89 BW hebben geschonden door haar niet zo spoedig mogelijk, maar eerst in het kader van de ontbindingsprocedure in 2010 te wijzen op haar gebrek in de nakoming.
Het hof verwerpt het beroep op onbekendheid: door de algemeen verbindendverklaring zijn de betrokken cao-bepalingen omtrent het loon en vergoedingen van rechtswege van toepassing. Het beroep op de klachtplicht van art. 6:89 BW gaat bovendien niet op voor loonvorderingen. Deze regeling is slechts bedoeld voor gevallen waarin geklaagd wordt over een gebrek in geleverde goederen of diensten, niet voor onvoldoende betaald loon als tegenprestatie voor arbeid. Daarvoor geldt de algemene verjaringstermijn van art. 3:308 BW.
Overigens is gesteld noch gebleken dat [appellanten] indertijd wel op de hoogte waren van de algemeen verbindend verklaarde cao en de toepasselijkheid daarvan op hun arbeidsovereenkomsten.
5.5
Het derde anker van Teen Challenge is rechtsverwerking. Daartoe voert zij aan dat [appellanten] in februari 2009 in een gesprek met een medewerker van SH Personeel hebben gezegd dat zij in 2006 hebben afgezien van verhoging van hun minimuminkomen, zodat het PGB-geld besteed kon worden om innovatieve acties op te zetten.
Het hof leest in genoemde productie (op blz. 3) wel dat [appellanten] hebben verteld dat zij zich van 2000 tot 2005 volop hebben gegeven in hun werk, dat begon "als missie door God gezonden". Het hof ziet evenwel geen enkel aanknopingspunt (ook niet op blz. 4, bedoeld in overweging 2.2) voor de stelling van Teen Challenge dat [appellanten]
in 2006hebben afgezien van loonsverhoging en overige, op de cao GGZ gebaseerde, emolumenten. Overigens is genoemde productie ook niet voor akkoord ondertekend door [appellanten]
Hier komt nog bij dat de kantonrechter in zijn, op dit punt niet bestreden, eindvonnis onder 3.2 als standpunt van [appellanten] (naar het hof aanneemt op basis van wat zij tijdens de comparitie na antwoord hebben verklaard, nu dit niet in de dagvaarding staat) heeft vastgelegd dat [appellanten] gedurende een overgangsperiode van één jaar afstand hebben gedaan van hetgeen boven minimumloon diende te worden uitbetaald, welke situatie tot 2006 heeft voortgeduurd.
Er is dan ook geen concrete aanwijzing voor de stelling dat Teen Challenge er in 2006 gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [appellanten] geen aanspraak zouden maken op het loon dat hun op grond van de algemeen verbindend verklaarde cao zou toekomen.
5.6
Teen Challenge heeft voorts nog opgemerkt dat zij in eerste aanleg ook het verweer heeft gevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellanten] zich op de algemeen verbindend verklaarde cao beroepen. Daartoe wijst zij op de bijzondere aard van de niet-professionele, vanuit dezelfde geloofsachtergrond en idealen gestarte organisatie en haar financiering, de bijzondere medewerkers en de platte organisatie, waarbinnen geen verantwoording werd afgelegd door projectleiders aan de projectmanager en door de projectmanager aan de directeur.
Voor zover Teen Challenge hiermee bedoelt dat zij dit verweer in hoger beroep handhaaft, wordt dit verweer door het hof verworpen. Het mag zo zijn dat [appellanten] in 2000 uit volstrekt ideële motieven aan het werk op [X] zijn begonnen, dat wil niet zeggen dat een werkgever mag verlangen dat medewerkers aan die motieven vasthouden. Daarvoor is ook al minder reden wanneer die werkgever zelf een professionaliseringsslag lijkt te willen maken, zoals uit de onder 3.5 vermelde rapporten blijkt. Op enig moment (onduidelijk is per wanneer) is Teen Challenge aan in ieder geval [appellant 1] ook meer gaan betalen dan het minimumloon.
Teen Challenge heeft niet duidelijk gemaakt waarom het onaanvaardbaar is dat [appellanten] zich beroepen op de algemeen verbindend verklaarde cao. Het enkele feit dat zij in 2010 niet op de financiële gevolgen van de aanspraken had gerekend is daarvoor niet voldoende. De rechter dient een beroep op onaanvaardbaarheid met terughoudendheid te beoordelen.
5.7
Het hof gaat dan ook uit van toepasselijkheid van de cao GGZ op de arbeidsovereenkomsten van [appellanten] over de periode van 16 juni tot en met 31 augustus 2006. Dat wil evenwel nog niet zeggen dat hun loonvordering over die periode toewijsbaar is, want [appellanten] beroepen zich op functiegroepen en salarisschalen die volgens Teen
Challenge niet op hen van toepassing zijn.
5.8
Volgens [appellant 1] moet zijn functie van projectleider met zes dienstjaren worden gelijkgesteld met de functie clusterhoofd wonen/logeren 1 met salarisschaal 55 met zes dienstjaren. Volgens hem sluit de beschrijving van de taken en bevoegdheden naadloos aan.
Teen Challenge betwist niet dat [appellant 1] in 2006 projectleider werd, maar voert -voor het eerst bij memorie van antwoord- aan dat het op de weg van [appellant 1] ligt om te bewijzen dat hij dat al was op 16 juni 2006, althans enige datum voor 31 augustus 2006. Voorts meent Teen Challenge dat [appellant 1] moet onderbouwen dat zijn functie vergelijkbaar was met die van clusterhoofd 1 en zij wijst er op dat hij geen HBO-opleiding in de zorg heeft. De cao gaat niet uit van dienstjaren, maar van functiejaren en ingevolge artikel 3 van hoofdstuk 7 zou hij eerst twee jaar functionele werkervaring moeten hebben voor schaal 55. Zonder functiejaren geldt een aanloopschaal met een salaris van € 2.352,- bruto per maand bij 40 uur, terwijl [appellant 1] € 2.261,- ontving, ofwel € 91,- bruto per maand te weinig. Over de gehele periode van algemeen verbindendheid is dat € 245,70 bruto, aldus Teen Challenge.
5.9
Het hof is van oordeel dat Teen Challenge miskent dat het ingevolge de cao GGZ haar taak als werkgever is om de functie van [appellanten] te beschrijven en in te delen (zie hoofdstuk 7 van de cao en de bijbehorende bijlage A). Zonder dat dit is gebeurd, kan van [appellanten] in beginsel niet meer worden verlangd dan dat zij aangeven welke functiebeschrijving het nauwst overeenkomt met hun feitelijke werk, hetgeen zij hebben gedaan, waarna het aan Teen Challenge is om duidelijk te maken waarom het andere functies moeten zijn en welke dan. Teen Challenge heeft dat nagelaten. Het hof zal daarom van de door [appellant 1] aangeduide functie uitgaan.
[appellant 1] moet zich nog wel kunnen uitlaten over het nieuwe verweer (ingangsdatum projectleiderschap in 2006 en ontbrekende functiejaren).
5.1
[appellant 2] vergelijkt haar functie met die van beleider 1, salarisschaal 40 met vijf dienstjaren. Bij 40 in plaats van 36 uur per week en vervolgens 50% daarvan zou haar een salaris toekomen van € 1.085,- bruto per maand.
Teen Challenge betwist dat deze functie vergelijkbaar is nu zij voor 90% administratief werk deed, geen aanwijzingen gaf aan andere medewerkers en ook geen scholing daarvoor had. Subsidiair voert Teen Challenge aan dat [appellant 2] in 2006 nul functiejaren had, waarbij dan een salaris van € 900,56 bruto per maand hoort.
Het hof is van oordeel dat ook voor de functie van mw. [appellant 1] geldt dat Teen Challenge dient aan te geven welke functie in de cao GGZ dan wel overeenkomt met de taak van [appellant 2]. Omdat Teen Challenge in dit geval wel een begin heeft gemaakt met gemotiveerde betwisting, mag zij haar verweer alsnog verdiepen door een wel overeenkomende functie aan te duiden.
Het is het hof overigens nog steeds niet duidelijk welk bruto salaris [appellant 2] tussen 16 juni en 31 augustus 2006 en daarna genoot. Daarover dient [appellant 2] zich uit te laten.
5.11
[appellanten] hebben voorts aanspraak gemaakt op onregelmatigheidstoeslag. In hun producties 3 en 4 bij dagvaarding in eerste aanleg hebben zij die vordering onderbouwd met data en roostertijden.
Teen Challenge heeft zich hiertegen in eerste aanleg verweerd door op te merken dat deze door henzelf opgestelde overzichten niet nader zijn onderbouwd en dat er geen administratie is, waarvoor zij [appellanten] mede verantwoordelijk houdt. In hoger beroep voegt Teen Challenge daaraan toe dat in het door [appellanten] (als productie 8 bij akte van 18 december 2012) overgelegde rooster de periode van 17 juli tot en met 6 augustus 2006 ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat Teen Challenge onvoldoende heeft onderbouwd waarom niet zij, maar [appellanten] de eindverantwoordelijkheid draagt voor (het bewaren van) de administratie. Omdat het hof zich kan voorstellen dat de ontbrekende periode in het rooster per abuis niet is meegekopieerd (zoals ook Teen Challenge blijkens overweging 2.2 een kopieerfout had gemaakt) zal het hof [appellanten] in de gelegenheid stellen een eventuele ontbrekende pagina alsnog in geding te brengen.
5.12
[appellant 1] heeft daarnaast nog vergoeding voor bereikbaarheidsdiensten gevraagd, waartoe hij heeft volstaan met de uit zijn berekening blijkende stelling dat hij de helft van de 11 weken, waarin de cao algemeen verbindend was (hierna: de avv-periode), voor zijn rekening heeft genomen en ene [Y] de andere helft. Naar beneden afgerond zijn dat 37 dagen.
Het ook hier herhaalde verweer van Teen Challange dat zij deze vordering niet aan de hand van eigen administratie kan weerleggen, faalt om dezelfde reden als onder 5.11 is besproken.
Het hof zal [appellant 1] gelegenheid geven om bij akte kort in te gaan op de vraag wie indertijd was belast met slaapdiensten en hoe deze werden verdeeld, waarbij [appellant 1] dient in te gaan op het argument van Teen Challenge dat het onwaarschijnlijk is dat hij 37 slaapdiensten heeft verricht in de bewuste periode, terwijl hij vanaf 12 augustus 2006 volgens het rooster met vakantie was.
5.13
De volgende post van [appellanten] is de kilometervergoeding. [appellant 1] heeft als productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg reisdeclaraties overgelegd voor autoreizen in de periode dat de cao algemeen verbindend was en waarbij hij is uitgegaan van € 0,19 per km in plaats van € 0,30 conform hoofdstuk 11, art. 2.
Het hof acht het verschil van € 578,71 toewijsbaar, nu Teen Challenge niet gemotiveerd heeft betwist dat dit dienstreizen in haar opdracht zijn geweest, waarop lid 3 van genoemd artikel betrekking heeft. Teen Challenge heeft bovendien niet toegelicht waarom zij wel de gedeclareerde € 0,19 heeft betaald.
Naar het oordeel van het hof zijn reiskosten naar bedrijfsarts, rechtbank en advocaat privékosten waarvoor de werkgever geen reiskosten verschuldigd is tenzij anders is afgesproken, hetgeen is gesteld noch gebleken. De hiervoor gevraagde kilometervergoeding wordt afgewezen.
5.14
De over de avv-periode berekende eindejaarsuitkering is toewijsbaar op basis van het eventueel nader vast te stellen loon aan de hand van de bewuste cao.
5.15
[appellanten] hebben voorts vergoeding voor in de jaren 2007-2009 niet-genoten vakantiedagen gevorderd. Na aftrek van drie opgenomen vakantiedagen in 2007 resteren over 2007 voor [appellant 1] volgens zijn berekening 25 dagen en voor [appellant 2] 11 dagen. Zij hebben daarbij een verklaring overgelegd van de in oktober 2007 aangetreden en eind 2008 weer vertrokken interim directeur R.D. Kamp, waarin onder meer staat dat [appellanten], gelet op de onder 2.6 weergegeven ziekteperiode, in 2007 geen snipper- en vakantiedagen hebben kunnen opnemen.
Teen Challenge wijst op de toenmalige tekst van artikel 7:637 BW waaruit zou volgen dat alleen tijdens de laatste zes ziektemaanden vakantieverlof wordt opgebouwd, waaraan zij vervolgens en voor het hof onnavolgbaar de conclusie verbindt dat tot en met september 2007 geen recht op verlof is opgebouwd.
[appellanten] mogen zich uitlaten over de vraag of zij in het aangehaalde wetsartikel reden zien hun vordering over 2007 voor wat betreft het aantal dagen te herberekenen.
Over het gestelde aantal in 2008 tot en met 2010 opgebouwde dagen heeft Teen Challenge geen ander verweer dan de herhaalde stelling dat [appellanten] het aantal niet bewijzen. Waar Teen Challenge geen overzicht heeft overgelegd van het aantal opgebouwde en volgens haar genoten vrije dagen, gaat het hof vooralsnog uit van de opgave van [appellanten]
Teen Challenge mag desgewenst tegenbewijs leveren, waartoe het hof haar in de gelegenheid zal stellen.
5.16
Teen Challenge is voor het eerst bij memorie van antwoord, in randnummers 72 tot en met 80, specifiek ingegaan op de gevorderde vergoeding voor in 2009 gemaakte overuren (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg). [appellanten] mogen daarop kort bij akte reageren.
5.17
Alvorens verder te beslissen zal het hof beide partijen in de gelegenheid stellen om zich op de aangegeven roldatum schriftelijk bij akte uit te laten over de hieronder samengevatte vraagpunten, waarna beide partijen vervolgens kort op elkaars akte mogen reageren.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 12 mei 2015teneinde beide partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de volgende punten:
[appellanten]mogen zich uitlaten over:
a. a) de datum waarop het projectleiderschap van [appellant 1] in 2006 inging en het beroep van Teen Challenge op ontbrekende functiejaren (rechtsoverweging 5.9);
b) het bruto salaris dat [appellant 2] in de avv-periode en daarna genoot (rechtsoverweging 5.10);
c) de vraag wie in de avv-periode was belast met slaapdiensten en hoe deze werden verdeeld, waarbij [appellant 1] dient in te gaan op het argument van Teen Challenge dat het onwaarschijnlijk is dat hij 37 slaapdiensten heeft verricht in de bewuste periode, terwijl hij vanaf 12 augustus 2006 volgens het rooster met vakantie was (rechtsoverweging 5.12);
d) de vraag of zij in het aangehaalde wetsartikel 7: 637 BW (oud) reden zien hun vordering over 2007 voor wat betreft het aantal dagen te herberekenen (rechtsoverweging 5.15);
e) het nieuwe verweer tegen de vergoeding voor gevorderde overuren (rechtsoverweging 5.16);
en
[appellanten]dienen dan tevens een eventuele ontbrekende pagina uit het rooster (over de periode van 17 juli tot en met 6 augustus 2006) in geding te brengen (rechtsoverweging 5.11);
Teen Challengemag zich op dezelfde roldatum bij akte uitlaten over:
f) de vraag met welke functie uit de cao GGZ de functie van [appellant 2] in de avv-periode overeenkomt (rechtsoverweging 5.10);
laat voorts
Teen Challengetoe tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte aantal opgebouwde en niet genoten vakantiedagen van [appellanten] in de periode van 2008 tot einde dienstverband;
bepaalt dat, indien Teen Challenge dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. M.E.L. Fikkers, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat Teen Challenge het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum vandinsdag 12 mei 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat Teen Challenge overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
deelt partijen mee dat de overgelegde procesdossiers bij het hof zullen blijven tot eindarrest zodat niet voor de eventuele enquête opnieuw gefourneerd hoeft te worden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 april 2015.