Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moge behagen om bij arrest, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de kantonrechter van rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen, 5 februari jl. gewezen tussen appellante als gerequireerde en gerequireerden als eisers te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van gerequireerden alsnog af te wijzen en hen deze geheel te ontzeggen, althans hun vorderingen af te wijzen als het Hof in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van gerequireerden in de kosten van het geding in beide instanties".
3.De beoordelingvaststaande feiten
grieven 1 en 2, die zich keren tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter.
[X] van [appellant] heeft een intakegesprek met hen gevoerd. In haar verslag naar aanleiding van dit gesprek is onder meer het volgende vermeld:
“Gezin is dringend op zoek naar een gezinscoach. Gezin bestaat uit vader, moeder en 5 kinderen. Vader is gediagnosticeerd met ADHD, oudste zoon van 21 met ADHD/PDD-nos, zoon van bijna
18 jaar ook met ADHD/PDD-nos, zoon van 7 met ADHD en de jongste zoon van 3 is momenteel in onderzoek, verwachting is ADHD. Dochter van 5 heeft geen diagnose.
Momenteel is er begeleiding vanuit Helping Hands, maar dit geeft niet het effect wat ouders graag willen. Daarnaast hebben ouders het idee dat er misbruik gemaakt wordt van hun pgb. Moeder is volledig uitgeput en depressief. Zij krijgt hulp van PsyQ.
(…)
Het gezinsleven is hectisch. Met name de oudste twee tonen weinig respect naar hun ouders en er zijn veel conflicten in het gezin. Er komen regelmatig ruzies voor waarbij er wordt geschopt en geslagen. Moeder wil graag begeleiding bij de opvoeding van haar kinderen.”
“1)
Cliënt bewoont een woning. adres [adres] te [plaats], die onder toezicht staat van ADhDnoord. De ingangsdatum is 1 augustus 2010. Cliënt kan deze woning bewonen zolang ze begeleidt (het hof leest: begeleid) wordt door ADhDnoord. Indien een van partijen (cliënt of ADhDnoord) de begeleiding beëindigt, zal cliënt de woning binnen een maand verlaten. ADhDnoord zal de begeleiding beëindigen indien cliënt zelfstandig verder kan of indien cliënt (volgens ADhDnoord) niet meer begeleidbaar is.
2)
De individuele gezinsleden hebben een zinvolle daginvulling. Deze daginvulling kan bestaan uit werk, school, opleiding in combinatie met werk, vrijwilligerswerk en elke andere vorm die betrekking heeft op een zinvolle daginvulling. (…) Bij het niet nakomen van bovengenoemde afspraken zal de woonovereenkomst met de bewoner per direct worden beëindigd en dient cliënt de woning te verlaten.
3)
Het is verboden dat de cliënt drugs gebruikt. Dit geldt voor harddrugs alsmede softdrugs. Alcohol mag met mate worden genuttigd. Voor de bewoner die een alcoholverbod heeft is het niet toegestaan alcohol te nuttigen. Bij overtreding en overlast of lichamelijk geweld in de woning alsmede in de directe omgeving, zal er tot sancties worden overgegaan. Concreet betekent dit dat de bewoner uit de woning zal worden geplaatst binnen de periode van een maand. Tevens zal er melding worden gedaan bij de politie en AMK.
4)
De cliënt zal de woning gebruiken en onderhouden zoals het een goede bewoner betaamt. Mocht er een tuin bij de woning behoren, dan zal de bewoner deze onderhouden. De begeleider zal hier op toe zien en er duidelijke afspraken over maken. Ook op deze afspraken en de uitvoering van deze afspraken zal worden toegezien door de begeleider.
5)
De bewoner is verantwoordelijk voor de woning en de directe leefomgeving. De bewoner zal zich onthouden van gedragingen waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen, dat zij schade veroorzaken aan gezinsleden, de woning, of aan naburige woningen, dan wel als hinderlijk en storend worden ervaren door, of overlast bezorgen aan derden aanwezig in naburige percelen. Bij het niet nakomen van deze afspraken zal de begeleiding door ADhDnoord beëindigd worden. Concreet betekent dit dat de cliënt de woning binnen een maand dient te verlaten.
6)
Overlast van muziek, door het bespelen van een muziekinstrument, enz., die hinder veroorzaakt bij gezinsleden en omwonenden zal niet worden getolereerd. Bij overtreding van deze bepaling kan dit concreet betekenen dat de aangegane overeenkomst tussen bewoner en ADhDnoord kan worden beëindigd en cliënt de woning dient te verlaten.
8)
Van cliënt kan geëist worden dat hij / zij een vorm van begeleiding, training, therapie, budgettering, etc. volgt als voorwaarde om in deze woning te kunnen verblijven. Slechts in overleg met de begeleider van ADhDnoord kan hiervan afgeweken worden.”
“Tijdens het overleg bij PsyQ d.d. 17 november 2011 hebben we in onderling overleg besloten om niet meer verder met elkaar te gaan.
Jullie hebben er voor gekozen om de begeleiding per direct te stoppen, met als reden dat de kinderen zich anders te veel aan de begeleiding zouden hechten. Het zou dan moeilijk zijn om afscheid te nemen.
In het wooncontract staat vermeld dat indien de begeleiding door ADhDnoord stopt, het gezin niet meer in de woning [adres], [plaats] kan blijven wonen. Om deze reden heb ik contact opgenomen met woningbouwvereniging Nijestee om te informeren of het mogelijk is dat jullie de huur overnemen. Dat is helaas niet mogelijk en ook voor een andere woning komen jullie niet in aanmerking.
In het contract staat dat de woning binnen een maand dient te worden verlaten, maar dat zou betekenen dat er nog voor de feestdagen verhuisd moet worden. We hebben met Nijestee kunnen regelen dat jullie pas na de feestdagen hoeven te verhuizen. De huur is beëindigd per 8 januari 2012. Concreet betekent dit dat jullie voor deze datum dienen te verhuizen.
De begeleiding is beëindigd per 18 november 2011. Vanaf deze datum is er geen groeps- of individuele begeleiding meer verleent (het hof leest: verleend), maar jullie wonen nog in een woning van ADhDnoord. We zullen dan nog wel “verblijf” in rekening brengen.”
procedure in eerste aanleg
bespreking van de overige grieven
grief 3komt [appellant] op tegen het hiervoor weergegeven oordeel van de kantonrechter dat het wooncontract zich kenmerkt als een huurovereenkomst en dat [geïntimeerden] een beroep op de huurbeschermingsbepalingen toekomt. Volgens [appellant] is de overeenkomst tussen partijen een gemengde overeenkomst, waarin de elementen zorg en begeleiding overheersen. [geïntimeerden] woonden niet zelfstandig, maar begeleid. Zij betaalden ook geen huur. [appellant] wijst er op dat op grond van de laatste zin van artikel 6:216 BW de huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen.
Daarnaast is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen betreffende de begeleiding van [geïntimeerden] door [appellant] en is er een nauwe relatie tussen deze begeleiding en de bewoning van de woning. Dat volgt al uit het feit dat [geïntimeerden] in het contract worden aangeduid als “cliënt’’, dat in het wooncontract in enkele bepalingen (de artikelen 2, 3, 5 en 6) een direct verband wordt gelegd tussen het einde van de begeleiding en het einde van het gebruik van de woning en dat het wooncontract enkele bepalingen bevat die alleen verband kunnen houden met de begeleiding van [geïntimeerden] en niet met hun positie van huurder (de artikelen 2, 3 voor wat betreft het drugsverbod en matig gebruik van alcohol, 4 en 8). Bovendien wordt in artikel 1 van het contract uitdrukkelijk vermeld dat de woning kan worden bewoond door [geïntimeerden] zolang zij worden begeleid door [appellant].
- [appellant] is geen professionele verhuurder. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [appellant] de woning heeft gehuurd van stichting Nijenstee met het doel om die woning aan [geïntimeerden], aan wie Nijenstee zelf niet wilde verhuren, beschikbaar te stellen;
- [geïntimeerden] hebben zich niet tot [appellant] gewend voor woonruimte, maar voor hulp bij de ingewikkelde psychosociale problematiek in het gezin. [appellant] diende [geïntimeerden] intensieve begeleiding te verlenen. In dat kader heeft [appellant] een woning aan [geïntimeerden] beschikbaar gesteld om daarin, onder begeleiding van [appellant], begeleid te wonen;
- de schriftelijke overeenkomst tussen partijen is uitdrukkelijk aangeduid als een “wooncontract voor
begeleid wonen”en in artikel 1 van het contract is een heldere koppeling aangebracht tussen de duur van de woning en de duur van de begeleiding. Die koppeling keert terug in de al genoemde artikelen 2, 3, 5 en 6;
- meergenoemde overeenkomst bevat ook een aantal voorschriften (vastgelegd in de artikelen 2, 3, 4 en 8) die onmiskenbaar verband houden met de begeleiding door [appellant] van [geïntimeerden];
- gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden is het ter beschikking stellen van de woning geen doel op zich, maar een middel om de problematische situatie van [geïntimeerden], waarvoor zij hulp hadden gevraagd aan [appellant], te verbeteren;
- gedurende de begeleiding werd de vergoeding voor het gebruik van de woning voldaan uit de PGB’s van [geïntimeerden]
Gelet op deze feiten en omstandigheden overheerst het begeleidingselement zo sterk boven het huurelement dat de overeenkomst zonder de begeleiding niet denkbaar is.
ook hebben aangevoerd dat [appellant] toerekenbaar jegens hen is tekortgeschoten door om oneigenlijke redenen het wooncontract op te zeggen en dat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht door op te zeggen met een termijn van ruim een maand.
[geïntimeerden] met onmiddellijke ingang diende te eindigen. Zij verschillen van mening over de vraag wie het initiatief heeft genomen tot het einde van de begeleiding. Naar het oordeel van het hof is dat niet van belang, nu de begeleiding (uiteindelijk) in onderling overleg is beëindigd. In de memorie van antwoord stellen [geïntimeerden] in dat verband overigens (nr. 25):
“Ook hier geldt dat naar het oordeel van [geïntimeerde 1] het er eigenlijk niet zoveel toe doet wie nu het initiatief heeft genomen om te komen tot het staken van de samenwerking. Een feit is en blijft dat beide partijen gezamenlijk tot die conclusie zijn gekomen, zodat op 17 november 2012 de behandelovereenkomst met onmiddellijke ingang werd beëindigd.”
- allereerst heeft [appellant] een ruimere termijn dan een termijn van een maand in acht genomen. Tussen 18 november 2011 en 8 januari 2012 ligt een periode van ruim 7 weken;
- vervolgens was [appellant] niet zelf eigenaar van de woning. Zij huurde de woning van Stichting Nijestee met als (enige) doel de woning gedurende de begeleiding aan
[geïntimeerden] beschikbaar te stellen. [appellant] kon dan ook niet zelfstandig beslissen over
de voortzetting van de bewoning door [geïntimeerden];
- ten slotte heeft [appellant] niet (voldoende) gemotiveerd betwist door [geïntimeerden] gesteld dat zij geprobeerd heeft te bewerkstelligen dat [geïntimeerden] rechtstreeks konden huren van Stichting Nijestee.
Onder deze omstandigheden heeft [appellant] gedaan wat van haar kon worden verlangd.