ECLI:NL:GHARL:2015:2500

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
WAHV 200.137.669
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen tenuitvoerlegging van een kennisgeving van verhaal door het CJIB

In deze zaak gaat het om een verzet tegen de tenuitvoerlegging van een kennisgeving van verhaal door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die het verzet van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene stelde dat hij de sanctie tijdig had betaald, maar dat het CJIB deze betaling onterecht had gekoppeld aan een andere openstaande zaak. Het hof oordeelde dat het CJIB de betalingen ten onrechte niet had gekoppeld aan de onderhavige zaak, waardoor de sanctie ten onrechte was verhoogd en verhaal had plaatsgevonden. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en verklaarde het verzet gegrond. Tevens werd bepaald dat de door de betrokkene betaalde bedragen aan hem moesten worden gerestitueerd, inclusief de griffierechten. Het hof kende ook een proceskostenvergoeding toe voor de reiskosten van de betrokkene voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter. De uitspraak benadrukt de verplichting van het CJIB om bij betalingen na te gaan op welke zaak deze betrekking hebben, ook als het betalingskenmerk niet correct is vermeld.

Uitspraak

WAHV 200.137.669
7 april 2015
CJIB 157134907
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 2 oktober 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie op 26 juli 2012 uitgevaardigde kennisgeving van verhaal ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de verhogingen van de sanctie en het verhaal op de bankrekening van de betrokkene ten onrechte hebben plaatsgevonden. De betrokkene voert hiertoe aan dat hij de sanctie tijdig heeft betaald. Als betalingskenmerk heeft de betrokkene "Maasbree 08-11-2011" vermeld. Naar de mening van de betrokkene heeft het CJIB bewust en met opzet het ontvangen bedrag anders geadministreerd door het bedrag af te boeken van de zaak van de betrokkene met CJIB-nummer 148381543. Hierdoor is de sanctie verder verhoogd en heeft verhaal plaatsgevonden.
2. Het hof stelt op basis van het dossier het volgende vast, voor zover van belang:
- Bij beschikking van 19 november 2011 is aan de betrokkene een sanctie opgelegd van
€ 23,-, exclusief € 6,- administratiekosten. De betrokkene diende de sanctie en de administratiekosten voor de vervaldatum van 14 januari 2012 te voldoen.
- Door het CJIB is van de betrokkene op 29 december 2011 een bedrag van € 28,50 en op
30 december 2011 een bedrag van € 0,50 ontvangen met als kenmerk "Maasbree 08-11-2011".
- Het CJIB heeft een bedrag van € 27,- bestemd op de openstaande zaak met CJIB-nummer 148381543, waarmee die zaak is betaald en afgedaan. Vervolgens is het resterende deel van het ontvangen bedrag van in totaal € 2,- bestemd in onderhavige zaak.
- Op 30 januari 2012 is bij eerste aanmaning de sanctie verhoogd met € 11,50.
- Op 2 februari 2012 is door het CJIB een brief van de betrokkene d.d. 30 januari 2012 ontvangen, waarin de betrokkene onder meer aangeeft dat hij de sanctie al heeft voldaan.
- Bij brief van 17 februari 2012 heeft het CJIB de betrokkene - zakelijk weergegeven - bericht dat hij bij zijn betaling geen juist betalingskenmerk heeft vermeld, terwijl dit duidelijk op de beschikking staat vermeld, en dat hem reeds bij eerdere klachtafhandelingen en correspondentie is medegedeeld dat hij het sanctiebedrag in één keer en onder vermelding van het juiste betalingskenmerk dient te voldoen. Om die reden ziet het CJIB geen aanleiding de eerste verhoging ongedaan te maken. Vervolgens wordt de betrokkene erop gewezen dat het resterende bedrag van de sanctie en het bedrag van de eerste verhoging uiterlijk
29 februari 2012 betaald dient te zijn. Mocht de betaling niet correct, tijdig en volledig zijn, dan is er sprake van een tweede verhoging.
- Op 17 maart 2012 is bij tweede aanmaning de sanctie verhoogd met € 34,50.
- De betrokkene reageert bij brief van 17 maart 2012 en schrijft het CJIB dat hij de sanctie tijdig heeft voldaan.
- Bij brief van 2 april 2012 heeft het CJIB op voornoemde brief van de betrokkene gereageerd, zakelijk weergegeven inhoudende dat hij bij de betaling geen juist betalingskenmerk heeft vermeld. Bij de klachtafhandeling en correspondentie in een andere zaak is de betrokkene vriendelijk verzocht om bij betalingen aan het CJIB het verschuldigde bedrag in één keer te betalen en het betreffende betalingskenmerk te betalen. Gelet op het standpunt van het CJIB in de brief van 17 februari 2012 ziet het CJIB geen aanleiding om de eerste en tweede verhoging ongedaan te maken. Vervolgens wordt de betrokkene erop gewezen dat hij voor 16 april 2012 het openstaande bedrag dient te betalen. Mocht de betaling niet correct, tijdig en volledig zijn, dan bestaat de mogelijkheid dat de officier van justitieverhaal neemt op de bankrekening van de betrokkene.
- Op 23 april ontvangt het CJIB een schrijven van de betrokkene d.d. 19 april 2012 waarin de betrokkene reageert op voornoemde brief.
- Bij brief van 16 mei 2012 heeft het CJIB op laatstgenoemde schrijven van de betrokkene gereageerd en heeft het CJIB de betrokkene medegedeeld dat zij de inning van de sanctie voortzetten.
- Door het CJIB is aan de betrokkene een kennisgeving van verhaal toegezonden, waaruit volgt dat door de officier van justitie aan de bank opdracht is gegeven het openstaande bedrag verhoogd met incassokosten van de bankrekening van de betrokkene af te schrijven.
3. De advocaat-generaal heeft zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de betrokkene, door willens en wetens een ander betalingskenmerk te vermelden het risico heeft genomen dat het CJIB zijn betaling niet op de zaak zou bestemmen. Dit terwijl de betrokkene eerder door het CJIB erop is geattendeerd dat bij betalingen het voorgeschreven betalingskenmerk dient te worden vermeld. Voorts merkt de advocaat-generaal op dat het CJIB het ontvangen bedrag conform de Executierichtlijn Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en Aanwijzing executie heeft bestemd op de oudere openstaande zaak van de betrokkene met CJIB-nummer 148381543. De advocaat-generaal is daarom van mening dat om die reden terecht is aangevangen met de executie.
4. Gelet op vaste jurisprudentie van het hof is voor de beantwoording van de vraag of in de onderhavige zaak tijdig is betaald bepalend of het bedrag binnen de gestelde betalingstermijn is ontvangen door het orgaan dat de betaling heeft verlangd. Indien - zoals in het onderhavige geval - niet aanstonds duidelijk is voor de betaling van welke sanctie het bedrag aan zekerheid is gesteld, dient door het CJIB te worden nagegaan waarop deze betrekking heeft, ook in de situatie dat een betrokkene bewust geen melding maakt van het voorgeschreven betalingskenmerk. Van een dergelijk onderzoek is niet gebleken. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat het CJIB de betaling door de betrokkene ten onrechte niet heeft gekoppeld aan onderhavige zaak. Aan de hand van het door de betrokkene vermelde kenmerk "Maasbree 08-11-2011" had het voor het CJIB duidelijk moeten zijn dat de betaling betrekking had op de onderhavige zaak en niet op de zaak met CJIB-nummer 148381543. Dat uit de Executierichtlijn Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en Aanwijzing executie niet (meer) blijkt van een verplichting voor het CJIB na te gaan waarop een ontvangen betaling betrekking heeft - zoals de advocaat-generaal stelt - geeft het hof geen aanleiding zijn vaste jurisprudentie te herzien.
5. Uit het voorgaande volgt dat het CJIB de betalingen door de betrokkene ten onrechte niet heeft gekoppeld aan onderhavige zaak, waardoor de sanctie ten onrechte is verhoogd en verhaal heeft plaatsgevonden. Het hof zal de beschikking van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
6. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Dit betreft een kennelijke omissie van de regelgever: bedoeld is onderdeel d. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 7,40 (Best - Eindhoven v.v.).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet gegrond;
bepaalt dat hetgeen uit hoofde van voormeld dwangbevel door de betrokkene is betaald aan de betrokkene wordt gerestitueerd, alsmede dat de door deze op de voet van artikel 26 en 26a van de WAHV betaalde griffierechten door de griffier van de rechtbank aan hem worden gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 7,40.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.