Uitspraak
[appellant],
,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De ontvankelijkheid
artikel 120 Rv kan een gebrek in een exploot van dagvaarding dat nietigheid meebrengt, bij exploot uitgebracht voor de oorspronkelijk aangezegde eerste roldatum, worden hersteld. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] bij het eerstgenoemde exploot is gedagvaard tegen
3 december 2013. Het herstelexploot is uitgebracht op 12 november 2013 en daarmee ruim voor de roldatum. Nu het herstelexploot ook overigens aan de vereisten van
artikel 45 e.v. Rv voldoet kan [appellant] in zijn beroep worden ontvangen.
4.De wijziging van eis
5.De vaststaande feiten
6.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
7.Behandeling van de grieven
"(…)[geïntimeerde] jr. heeft de koopsom verlaagd naar een vriendenprijs € 19.500,-, met inruil daarop van de [boot 1] voor
"Ik heb telkens naar een schriftelijk contract gevraagd, echter kwam dit niet. Ik heb voor een deel de koopprijs van de boot betaald. Ik kon geen regeling met [geïntimeerde] treffen; ik had uiteindelijk meer kunnen betalen dan dat ik tot nu toe gedaan heb."
15 november 2011 is vervolgens een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de [boot 2], waarbij de koopprijs is bepaald op € 19.500,-. Het restant saldo bedroeg ten tijde van de levering van de [boot 2] aan [appellant] € 15.890,-, af te lossen in
24 maanden. Door [appellant] is tot 9 september 2012 een bedrag van € 9.890,- op de koopsom afgelost, zodat [appellant] nog € 6.000,- dient te voldoen (r.o. 5.4.).
grief II in incidenteel hoger beroepdie ziet op de afwijzing van de vordering tot betaling van de resterende termijnen van de koopsom.
"De overige door [geïntimeerde] gevorderde bedragen zijn evenmin toewijsbaar. Gesteld noch gebleken is dat daar enige overeenkomst of andere titel aan ten grondslag ligt, zodat er reeds hierom geen reden is de vordering in zoverre toe te wijzen."In de toelichting op de grief heeft [geïntimeerde] gesteld dat er sprake is van een situatie die gekwalificeerd dient te worden als zaakwaarneming in de zin van
artikel 6:198 BW. [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij zich op redelijke gronden heeft ingelaten met de behartiging van [appellant]'s belang. Op grond van artikel 6:200 BW is [appellant] gehouden de schade te vergoeden die [geïntimeerde] heeft geleden ten gevolge van de waarneming, aldus [geïntimeerde].
mr. I. Tubben, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum van dinsdag28 april 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;