Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoekster],
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] respectievelijk [verzoekster],
[B] B.V.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind en het ontslag van de bewindvoerder. De rechthebbenden, aangeduid als [verzoeker] en [verzoekster], hadden in eerste aanleg bij de kantonrechter (rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo) verzocht om ontslag van de bewindvoerder, [B] B.V., en opheffing van het bewind. De kantonrechter had deze verzoeken afgewezen, waarop de rechthebbenden in hoger beroep gingen.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbenden in hun eigenhandig geschreven brieven duidelijk om opheffing van het bewind hebben verzocht. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestond, aangezien de rechthebbenden voldoende inzicht hadden in hun financiële situatie en in staat waren om hun vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De rechthebbenden hadden hun schulden in kaart gebracht en een regeling getroffen met de Rabobank. Bovendien kregen zij ondersteuning van een gezinscoach.
Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de kantonrechter vernietigd en de bewinden opgeheven, met ingang van twee weken na de datum van de beschikking. Tevens is besloten dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was.