Uitspraak
1.Windnet B.V.,
Windnet,
Cofely,
Windnet c.s.,
1.Windpark Creil B.V.,
WpC,
[geïntimeerde 2],
WpC c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
REDENEN WAAROM:
3.De vaststaande feiten
overwegende dat :
Stopzetten bestaande plannen voor windturbinepark langs de [dijk]
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
5.De grieven 1 tot en met 6
haarvoorgestane uitleg van de overeenkomst. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben zij, in tegendeel, erkend dat hun uitleg vóór het sluiten van de overeenkomst niet “met zoveel woorden” tussen partijen is besproken, maar dat zij veronderstelden dat ook WpC ervan uitging dat de overeenkomst tevens zag op (de aanbesteding en bouw van) een park zoals dat inmiddels is gerealiseerd. Waaruit WpC onder die omstandigheden had moeten begrijpen dat Windnet c.s. aan de overeenkomst de uitleg gaf waarop zij zich in de procedure heeft beroepen, hebben Windnet c.s. niet onderbouwd. Het feit dat in de overeenkomst niet tot uitdrukking is gebracht dat het partijen bij het aangaan van de intentieovereenkomst uitsluitend om het back-upplan ging, is daartoe onvoldoende. Dat geldt ook voor het argument dat Windnet geen belang zou hebben gehad bij een overeenkomst die zich beperkt tot rechten waar Windnet toch al wel gebruik van kon maken (de offerte stond immers op haar naam). WpC heeft daar namelijk tegenover gesteld dat die tenaamstelling in haar ogen (verwijtbaar) onjuist was en moest worden gecorrigeerd. Dat laatste is consistent met haar verweer.
6.De grieven 7 en 8
7.Slotsom
mr. A.E.B. ter Heide en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 maart 2015.