De advocaat van [geïntimeerde] heeft daarop bij faxbrief van 11 augustus 2010 gereageerd
en heeft onder meer geschreven:
“
Naar ik begreep, hebben partijen in de tussentijd rechtstreeks contact met elkaar gehad.
Cliënte heeft daarbij aan uw cliënte aangegeven op hoofdlijnen te willen handelen conform
het voorstel van uw cliënte als verwoord in uw voornoemde faxbericht (...). Naar ik van
cliënte begreep behoeven de daarin verwoorde bedragen nog enige aanpassing, aangezien
beide raadslieden over en weer onjuiste bedragen hebben gehanteerd welke een eigen leven
zijn gaan leiden. De regeling ziet er naar de mening van cliënte als volgt uit.
De vordering van cliënte op uw cliënte wordt door partijen vastgesteld op het bedrag van
€ 215.672,9 inclusief BTW (...). Uw cliënte zal dit bedrag onverwijld betaalbaar stellen
door middel van betaling van een bedrag van € 156.172,91 op de derdengeldrekening van
mijn kantoor en € 59.500,00 op de derdengeldrekening van uw kantoor. Na ontvangst c.q.
bevestiging van ontvangst van deze betalingen zal cliënte de boeken en certificaten aan uw
cliënte verstrekken, waarna ik het voornoemde bedrag van € 156.172,91 aan cliënte zal
overmaken. Uw cliënte zal de twee vaten, waarover discussie is ontstaan, aan cliënte ter
‘reparatie’ in [plaats] aanleveren.
Cliënte zal na ontvangst van de twee vaten zorg dragen voor:
U zult het bedrag van € 59.500,-- overmaken op de derdengeldrekening van mijn kantoor
zodra cliënte de vaten heeft verstuurd en aan u ten bewijze daarvan de vrachtbrief heeft
verstrekt, waarna ik het bedrag direct aan cliënte zal overmaken. Partijen zullen alsdan
over en weer algeheel en finaal jegens elkaar gekweten zijn voor wat betreft de onderhavige
kwesties.
Voor de goede orde wenst cliënte nog te benadrukken dat zij zich - indien en voor zover de
regeling niet mocht worden nageleefd door uw cliënte - alle rechten en weren voorbehoudt.
Cliënte erkent niet dat sprake zou zijn van gebreken aan de twee vaten, welke zij gehouden
zou zijn te repareren.”