Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1]2. [appellant sub 2],
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
2.1 tot en met 2.8 van het bestreden vonnis.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Betreft: ingebrekestelling ingaande 30 december 2013” [appellanten] in gebreke gesteld en [appellanten] gesommeerd de in de koopovereenkomst opgenomen verplichtingen na te komen.
4.3 Met de grieven is beoogd het geschil in volle omvang ter beoordeling voor te leggen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
12 januari 2013 en de uiterste subsidiaire stelling [appellanten] dat zij ten aanzien van de overeenkomst van 12 maart 2013 niet in gebreke zijn gesteld, worden verworpen.
12 januari 2013. Hun (ongemotiveerde) stelling bij memorie van grieven dat zij (ook) van die overeenkomst nimmer een kopie hebben ontvangen, stuit af op de door hen ondertekende verklaring (productie 3 bij inleidende dagvaarding) dat deze koopakte hun is ter hand gesteld. Deze akte heeft dwingende bewijskracht in de zin van artikel 157 lid 2 Rv en tegenbewijs hebben [appellanten] niet aangeboden.
5.Slotsom
6.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de roldatum 28 april 2015 in het geding dienen te brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen voor de maanden april, mei en juni 2015 zullen opgeven op de
roldatum 14 april 2015, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;