ECLI:NL:GHARL:2015:2185

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
200.163.352-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv in een huurgeschil tussen huurders en verhuurder

In deze zaak gaat het om een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de huurovereenkomst tussen appellanten en Stichting Actium is vernietigd. Appellanten, die een woning huren van Actium, hebben in hoger beroep gevraagd om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 2 december 2014, omdat zij vrezen voor onomkeerbare schade als gevolg van de ontruiming van de woning. Actium heeft de huurovereenkomst op grond van dwaling en bedrog vernietigd, omdat appellanten een gemanipuleerde verhuurdersverklaring zouden hebben overgelegd. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de ontruiming afgewezen, maar in hoger beroep hebben appellanten opnieuw om schorsing gevraagd. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van Actium bij ontruiming zwaarder wegen dan die van appellanten, omdat de omstandigheden die appellanten aanvoeren reeds bekend waren en door de kantonrechter zijn meegewogen. Het hof heeft de incidentele vordering van appellanten afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.163.352/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2883524 \ CV EXPL 14-1429)
arrest van de eerste kamerin het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv
van 24 maart 2015
in de zaak van

1.[appellant 1],

wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
hierna:
[appellant 2],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. J.M. Jansen, kantoorhoudend te Roden,
tegen
Stichting Actium,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Actium,
advocaat: mr. G. Berghuis, kantoorhoudend te Drachten.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 2 december 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging d.d. 19 januari 2015 (met grieven en producties),
- de antwoordconclusie in het incident (met producties).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in incident overgelegd en heeft het hof arrest in incident bepaald.
2.3
De vordering van [appellanten] luidt:
"(…) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij (incidenteel) arrest:I. te schorsen de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2014 (…) waarvan beroep, totdat dit kracht van gewijsde heeft gekregen, althans tot een in goede justitie te bepalen moment;II. opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant 1] en [appellant 2] als gedaagden in eerste aanleg alsnog toe te wijzen en de vorderingen van Actium als eiseres in eerste aanleg alsnog af te wijzen;III. Actium te veroordelen om hetgeen [appellant 1] en [appellant 2] ter voldoening aan genoemde titel reeds aan haar hebben voldaan terug te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van betaling tot die der algehele voldoening;IV. Actium te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder de deurwaarderskosten, het griffierecht en het salaris van de gemachtigde en (proces)advocaat van [appellant 1] en [appellant 2], standaard forfaitair te begroten volgens het gebruikelijke tarief;V. Actium te veroordelen in het nasalaris (proces)advocaat zijdens [appellant 1] en [appellant 2], zijnde een bedrag van € 131,- zonder betekening en € 199,- na betekening van het arrest in dezen, standaard forfaitair bepaald, indien betaling binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving tot voldoening van de kosten van het geding niet is gevolgd."

3.De feiten, het geschil en de beslissingen in eerste aanleg

3.1
Het gaat in deze zaak - samengevat - om het volgende.
3.2
[appellanten] huren met ingang van 9 juli 2013 van Actium een woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Bij brief van 29 augustus 2013 heeft Actium de huurovereenkomst op grond van dwaling, respectievelijk bedrog (buitengerechtelijk) vernietigd omdat [appellanten] volgens Actium bij het intakegesprek bewust een gemanipuleerde, positieve verhuurdersverklaring hebben overgelegd. Actium heeft [appellanten] gesommeerd de woning uiterlijk 22 september 2013 ontruimd te hebben.
3.3
Omdat [appellanten] niet bereid bleken de woning te verlaten, heeft Actium een kort geding aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 11 december 2013 is de door Actium gevorderde ontruiming van de woning afgewezen omdat er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van zodanig zwaarwegende omstandigheden dat er in redelijkheid niet van Actium gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
3.4
Actium heeft in de onderhavige procedure - kort gezegd - een verklaring voor recht gevorderd dat de huurovereenkomst op 29 augustus 2013, althans op 17 september 2013 buitengerechtelijk is vernietigd, alsmede dat aan de vernietiging ex artikel 3:53 lid 2 BW haar werking wordt ontzegd voor zover het betreft de reeds door [appellanten] betaalde huur vanaf 29 augustus 2013, althans 17 september 2013, met veroordeling van [appellanten] tot ontruiming van de woning, betaling van een schadevergoeding ex artikel 7:225 BW groot € 658,02 per maand tot de datum van ontruiming en tot betaling van de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.5
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter:
I. voor recht verklaard dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] op 29 augustus 2013 buitengerechtelijk is vernietigd;
II. aan de vernietiging ten dele haar werking ontzegd, te weten voor zover de werking van de vernietiging ziet op de reeds door [appellanten] betaalde huur vanaf 29 augustus 2013;
III. [appellanten] veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis de onroerende zaak staande en gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres], met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden, met achterlating van al hetgeen hen niet in eigendom toebehoort en onder afgifte van de sleutels ter algehele vrije beschikking aan Actium te stellen;
IV. [appellanten] veroordeeld om aan Actium te betalen:
- een schadevergoeding groot € 658,02 voor elke maand of gedeelte daarvan dat zij in de onroerende zaak staande en gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres] verblijven over de maanden dat zij geen huur (meer) zullen hebben betaald tot aan de datum van ontruiming;
- de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Actium begroot op € 97,74 aan dagvaardingskosten, € 462,- aan vast recht, € 300,- aan salaris gemachtigde de € 50,- aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt;
V. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het betreft de veroordelingen onder III. en IV. hiervoor;
VI. het meer of anders gevorderde afgewezen.

4.De beoordeling in het incident

4.1
In het incident vorderen [appellanten] schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 2 december 2014. Zij voeren hiertoe kort gezegd aan dat door de tenuitvoerlegging van het vonnis een onomkeerbare situatie zal ontstaan wanneer Actium de betreffende woning opnieuw aan een derde zal verhuren. [appellanten] zullen als gevolg van de ontruiming te maken krijgen met een aanzienlijke schade, terwijl het voor hen - mede als gevolg van de omstandigheid dat Actium geen positieve verhuurderverklaring wil afgeven - niet mogelijk is vervangende woonruimte te vinden. Nu [appellanten] voorts geen overlast veroorzaken en de huur van de woning tijdig betalen, dient hun belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te prevaleren boven het belang van Actium bij directe tenuitvoerlegging van dat vonnis.
4.2
Actium heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
Het hof stelt bij de beoordeling van de incidentele vordering het volgende voorop. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis, een belangenafweging dient plaats te vinden waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval. Voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is plaats indien het hof van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om, in afwachting van de uitslag van het hoger beroep, tot tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis over te gaan. Dat laatste zal zich in ieder geval voordoen als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor de onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Bij die belangenafweging blijft de kans van slagen van het hoger beroep in de regel buiten beschouwing. Incidenteel eiser moet gemotiveerd zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging stellen.
4.4
Het hof begrijpt de stellingen van [appellanten] aldus dat zij zich erop beroepen dat door de executie van het bestreden vonnis voor hen een noodtoestand zal ontstaan en dat hun belang bij schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad derhalve zwaarder dient te wegen dan het belang van Actium bij executie van het vonnis. De omstandigheden die [appellanten] in dat verband aanvoeren - inhoudende dat zij als gevolg van ontruiming schade zullen lijden en dat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden - betreffen echter geen na het bestreden vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, doch waren reeds voordien bekend en zijn door de kantonrechter in de procedure in eerste aanleg (in de rechtsoverwegingen 23 t/m 25) bovendien uitdrukkelijk meegewogen. De kantonrechter heeft in verband met deze door [appellanten] aangevoerde omstandigheden aanleiding gezien de ontruimingstermijn niet op de gebruikelijke veertien dagen, maar op twee maanden te stellen.
4.5
Naar het oordeel van het hof betreft de omstandigheid dat het uitvoering geven aan het vonnis van 2 december 2014 later moeilijk ongedaan gemaakt kan worden, voorts slechts een aspect dat in de belangenafweging moet worden meegenomen (vgl. HR 28 mei 1993, NJ 1993, 468). Bovendien heeft te gelden dat als [appellanten] in hoger beroep in het gelijk worden gesteld zij jegens Actium een vordering uit onrechtmatige daad kunnen instellen voor zover zij door de executie van het vonnis schade hebben geleden. Naar het oordeel van het hof wegen de belangen van Actium bij ontruiming van de woning binnen de daarvoor door de kantonrechter gestelde termijn zwaarder dan de belangen van [appellanten] bij handhaving van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist.
4.6
Gelet op het vorenstaande zal het hof de incidentele vordering van [appellanten] afwijzen.
4.7
Een beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden totdat bij einduitspraak over de kosten zal worden beslist.

5.In de hoofdzaak

5.1
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incidentwijst de vordering van [appellanten] af;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 12 mei 2015voor het nemen van de memorie van antwoord door Actium;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. J.H. Kuiper en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 maart 2015.