Uitspraak
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellanten]
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
… te vernietigen het vonnis van 4 december 2013 onder zaak-/rolnummer C/18/138140 / HA ZA 12-395, alsmede de tussenvonnissen, tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst per direct ontbonden is;
[geïntimeerde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [appellanten] te voldoen het bedrag van € 12.786,41 vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 6 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] jegens [appellanten] onrechtmatig heeft gehandeld door de webshop niet, althans niet deugdelijk, af te schermen en door zonder toestemming namens [appellanten] bestellingen te bevestigen;
[geïntimeerde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [appellanten] te voldoen het bedrag van € 1.500,-- ten titel van schadevergoeding;
[geïntimeerde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [appellanten] ten titel van schadevergoeding (vanwege de gewerkte uren van [appellanten]) te voldoen het bedrag van € 35.580,--, subsidiair een door uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag;
[geïntimeerde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [appellanten] ten titel van schadevergoeding (vanwege de facturen van Modis) te voldoen het bedrag van€ 404,60, subsidiair een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag;
[geïntimeerde] te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [appellanten] ten titel van schadevergoeding (vanwege de misgelopen inkomsten van de Engelstalige webshop) te voldoen het bedrag van € 25.000,--, subsidiair een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag;
[geïntimeerde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van betaling binnen vijf dagen na betekening van het en deze te wijzen arrest, aan [appellanten] ten titel van schadevergoeding (vanwege de uitgaven aan de werknemer voor Facebook-gerelateerde werkzaamheden) te voldoen het bedrag van € 4.200,--, subsidiair een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag; en
[geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, in eerste aanleg en in hoger beroep, het (na)salaris advocaat daarin begrepen".
1. Het traject
sub 2 als firmant namens [appellanten]), waarmee tussen hen een overeenkomst conform offerte tot stand is gekomen.
Indicatie looptijd: 7-9 weken (…)”en
Los van de vraag of artikel 11 lid 3 en 12 lid 4 van de algemene leveringsvoorwaarden op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn -gelet op de tussen partijen gevoerde discussie over artikel 6.6 en 17.3 van die voorwaarden met betrekking tot de intellectueel eigendom van de onderscheiden opgeleverde producten lijkt dit voorshands het geval-; ook op grond van de wet kan van een partij die zich beroept op een ondeugdelijke prestatie worden verlangd dat aan de wederpartij wordt gepreciseerd wat er precies aan de prestatie schort.”
Indicatie looptijd:7-9 weken”). In de tweede plaats is in de laatste zin van Fase 3, het volgende vermeld: “
Na de goedkeuring van deze offerte zal de webwinkel in ongeveer 9 tot 10 weken opgeleverd worden”Naar het oordeel van het hof brengt redelijke uitleg van de offerte mee dat hetgeen onder het kopje “2. Prijsvoorstel” vermeld staat als een nadere precisering van de offerte dient te worden beschouwd en dat die (indicatieve) termijn bepalend is. Die andere termijn is immers slechts als laatste zin van fase 3 als onderdeel van het traject opgenomen, terwijl daarbij bovendien is vermeld dat die termijn “
ongeveer9 tot 10 weken” bedraagt. Dat acht het hof te weinig preciserend. Welnu, nu partijen slechts een indicatieve termijn van “7-9 weken” zijn overeengekomen zijn partijen geen fatale termijn overeengekomen. In zoverre faalt deze grief.
grief IIwordt bezwaar gemaakt tegen rechtsoverweging 6.3 van het bestreden vonnis, voor zover inhoudend:
De rechtbank stelt vast dat [appellanten] bij brief van 27 juni 2012 slechts in algemene bewoordingen heeft gesteld dat de fasen 1, 2 en 3 nog niet zijn afgewerkt en dat de webwinkel niet binnen de toegezegde termijn is opgeleverd. De e-mail van 26 juni 2012 bevat evenmin een nauwkeurige opsomming van tekortkomingen van de webwinkel.”
€ 1.553,- voor verschotten;
24 maart 2015 in bijzijn van de griffier.