ECLI:NL:GHARL:2015:2177
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overname van een eenmansbedrijf en de vraag naar de contractspartij
In deze zaak gaat het om de overname van een eenmansbedrijf door een besloten vennootschap (BV) in oprichting. De appellant, [appellant 1], en zijn medeaandeelhouder, [appellant 2], hebben in hoger beroep de vraag aan de orde gesteld of zij in persoon hebben gehandeld of namens de BV. Het hof heeft vastgesteld dat de BV de rechtshandeling na oprichting heeft bekrachtigd, en heeft het beroep op artikel 2:203 lid 3 BW verworpen. De zaak is ontstaan uit een geschil over de overname van de activiteiten van de eenmanszaak [bedrijf 1] door de BV, waarbij de eigenaar van de eenmanszaak, [geïntimeerde], vorderingen heeft ingesteld tegen de appellanten. In eerste aanleg heeft de rechtbank Noord-Nederland de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar de appellanten hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de onderhandelingen en de totstandkoming van de overeenkomst onderzocht. Het hof concludeert dat de appellanten hebben gehandeld namens de op te richten BV en dat de BV de overeenkomst stilzwijgend heeft bekrachtigd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af, met veroordeling tot terugbetaling van hetgeen door de appellanten is betaald. De kosten van beide instanties worden ook aan [geïntimeerde] opgelegd.