ECLI:NL:GHARL:2015:1978

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
WAHV 200.144.542
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens gebrek aan bewijs van gedraging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 130,- die hem was opgelegd voor het niet dragen van een autogordel op 30 mei 2013. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar het hof oordeelde anders. Het hof constateerde dat het proces-verbaal van de verbalisant geen waarnemingen bevatte die de gedraging konden onderbouwen. De verbalisant had enkel de gang van zaken van de controle weergegeven, zonder bewijs dat de betrokkene daadwerkelijk de gordel niet droeg. Hierdoor ontstond bij het hof gerede twijfel over de juistheid van de waarneming van de verbalisant.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en de inleidende beschikking, en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die op € 17,10 werden vastgesteld voor reiskosten. Het hof wees het verzoek om vergoeding van overige kosten af, zoals parkeerkosten en postzegels. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van administratieve sancties en de rechten van de betrokkene in het proces.

De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van een zorgvuldige bewijsvoering door de autoriteiten bij verkeershandhaving. Het hof heeft hiermee de rechtsbescherming van de betrokkene versterkt door te oordelen dat zonder voldoende bewijs geen sanctie kan worden opgelegd.

Uitspraak

WAHV 200.144.542
18 maart 2015
CJIB 173128829
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 maart 2014
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
Door de griffier van het hof is op 13 mei 2014 het zaakoverzicht aan de betrokkene toegezonden. De betrokkene heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “in een motorvoertuig voorin geen autogordel gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 mei 2013 om 15:39 uur op de Mies Bouwmanboulevard te Hilversum met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene stelt in zijn verdedigingsbelang te zijn geschaad. Hij had voor de zitting van de kantonrechter om toezending van het proces-verbaal van de verbalisant verzocht. Dat is niet gebeurd, zodat hij niet goed inhoudelijk heeft kunnen reageren. Dit klemt te meer nu de betrokkene ook geen aankondiging van beschikking heeft gekregen.
3. Uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter kan niet worden afgeleid dat de betrokkene om aanhouding van de behandeling van de zaak heeft verzocht teneinde hem in de gelegenheid te stellen op hem niet toegezonden stukken te reageren. De kantonrechter heeft, zo stelt de betrokkene in zijn beroepschrift, ter zitting uit het proces-verbaal voorgelezen. In de procedure in hoger beroep zijn de relevante stukken aan de betrokkene toegezonden. De betrokkene heeft de mogelijkheid gehad daarop te reageren en heeft ook van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de verdedigingsbelangen van de betrokkene zodanig zijn geschaad dat hieraan enige consequentie moet worden verbonden.
4. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat hij de gedraging niet heeft verricht. Daartoe stelt de betrokkene dat de verklaring van de verbalisant zoals weergegeven in het zaakoverzicht niet juist is. De verbalisant verklaart dat de gesp van de autogordel zichtbaar was. De betrokkene heeft dit nagekeken en heeft geconstateerd dat de gesp van de gordel in ongebruikte positie dusdanig laag hangt, ter hoogte van de stoelleuning, dat deze niet te zien is. Daarom kan de waarneming van de verbalisant niet juist zijn.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: Ik zag dat de gordel ongebruikt langs de deurstijl van het voertuig hing, de gesp was hierbij zichtbaar.
Verklaring betrokkene: Ik wens geen verklaring af te leggen.”
6. De advocaat-generaal heeft in het door de betrokkene gevoerde verweer aanleiding gezien om aanvullend proces-verbaal op te vragen. Dit proces-verbaal d.d. 21 augustus 2014 houdt onder meer het volgende in:
"Op de (…) genoemde datum, tijdstip en plaats bevond ik mij, tezamen met een aantal collega's op de Mies Bouwmanboulevard te Hilversum.
De weersomstandigheden: droog, goed en helder zicht. (…)Een paar honderd meter voor deze controleplaats wordt een in uniform geklede collega gepositioneerd, die voor hem direct zichtbare overtredingen, als bijvoorbeeld het niet dragen van gordels, mobiel bellen en andere daarvoor in aanmerking komende overtredingen middels een portofoon doorgeeft aan de controleploeg, onder vermelding van soort voertuig, merk, kleur en kenteken, alsmede de bijzonderheden die geleid hebben tot deze mededeling.
Deze collega is in uniform gekleed en staat op een afstand van ongeveer 5(vijf) meter terzijde van de rijbaan met direct zicht op het hem tegemoetkomende verkeer dat rijdt over de rijbaan van de Mies Bouwmanboulevard komende uit de richting van de Lage Naarderweg en gaande in de richting van de Witte Kruislaan.
Deze collega heeft aldus een goed gezichtsveld in het interieur van de hem tegemoetkomende voertuigen en is zeer wel in staat visueel te constateren of een in dat motorvoertuig gemonteerde autoveiligheidsgordel gedragen wordt met één van de navolgende bijzonderheden:
- niet
- wel
- op de juiste voorgeschreven wijze,
- ongedragen met gesp zichtbaar langs de deurstijl.
Bij het verkeershandhavingsteam Midden-Nederland, vestiging Huisen bestaat de volgende zeer stringente werkinstructie:
"Als er (geringe) twijfel bestaat over de waarneming door de observant" wordt de gedraging niet doorgegeven aan de controleploeg om misverstanden en onjuiste vervolgstappen te voorkomen. Zo ook in brondocument met nummer 30051315399398 vermelde gedraging, dat verweerder geen gordel droeg en de gesp zichtbaar was tijdens het controlemoment door de observant. (…)"
7. Het hof stelt vast dat dit proces-verbaal geen waarnemingen bevat van de verbalisant die heeft verklaard de gedraging te hebben geconstateerd. Slechts geeft de verbalisant die de staande houding heeft verricht de gang van zaken van de controle weer. Dit proces-verbaal kan derhalve geen steun bieden voor de conclusie dat de gedraging is verricht. Onder deze omstandigheden en gelet op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, is bij het hof gerede twijfel ontstaan of de gedraging is verricht. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter en, met gegrondverklaring van de respectievelijke beroepen daartegen, de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen. Hetgeen de betrokkene overigens nog heeft aangevoerd kan om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
8. In hoger beroep vraagt de betrokkene om een vergoeding van kosten. Gevraagd worden reiskosten van zijn woonplaats naar Almere v.v. voor het bijwonen van de zitting op 13 maart 2014, parkeerkosten € 2,-, postzegels € 3,- alsmede wettelijke rente over het bedrag van de zekerheidstelling.
9. Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, van de WAHV verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
10. Ingevolge artikel 1 van het Besluit kan een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij,
d. verletkosten van een partij,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Dit betreft een kennelijke omissie van de regelgever: bedoeld is onderdeel d. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 17,10 (Eemnes - Almere v.v.).
12. Gelet op het bepaalde in artikel 1 van voormeld Besluit komen de door de betrokkene gevraagde parkeerkosten, de kosten voor de postzegels en de wettelijke rente niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 16 oktober 2013, alsmede, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 173128829 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 17,10;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.