ECLI:NL:GHARL:2015:1969

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
24-002632-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad inzake verkrachting en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1979 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor verkrachting en bedreiging met zware mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten ontkende. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 1], als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van €250,00. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-002632-10
Uitspraak d.d.: 16 maart 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 oktober 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 07-620317-09 en 07-690169-10, alsmede de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 07-602050-09 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 februari 2013, 20 juni 2013, 24 november 2014 en 2 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank onder aanvulling van gronden en - wegens overschrijding van de redelijke termijn - met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal vordert oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen, voor zover in hoger beroep nog in het geding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de 20 uren taakstraf, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van 11 maart 2009, zal toewijzen.
De advocaat-generaal heeft zijn vordering na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Milani, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 07-620317-09
hij in de periode van 01 december 2008 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Almere door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal,
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de vagina van [slachtoffer 1] geduwd/gebracht/
gestopt en/of
- [slachtoffer 1] in de nek gezoend, in ieder geval [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, tong en/of
lippen en/of mond betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal,
- voor [slachtoffer 1] is gaan staan, terwijl [slachtoffer 1] zich zittend op een bed bevond en/of
- (met kracht) [slachtoffer 1] bij een/de hand(en) en/of een/de pols(en) heeft vastgepakt en/of
- (met kracht) op/tegen een/de schouder(s) en/of elders op/tegen/in het lichaam van [slachtoffer 1]
heeft geduwd (waardoor [slachtoffer 1] op haar rug kwam te liggen op dat bed) en/of
- bovenop [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of
- (met kracht) de (jogging)broek die [slachtoffer 1] droeg, naar beneden heeft getrokken/
geduwd/ geschoven en/of
- op [slachtoffer 1] is gaan zitten (met zijn, verdachtes, be(e)n(en) en/of knie(ën) over de benen
en/of op de armen van [slachtoffer 1]) en/of
- de armen van [slachtoffer 1] (boven het lichaam) tegen een muur heeft geplaatst en/of
gehouden (terwijl hij, verdachte, bovenop [slachtoffer 1] zat) en/of
- het hoofd van [slachtoffer 1] in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) voor [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Parketnummer 07-690169-10 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 05 januari 2010 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een halterstang/ijzeren staaf, in ieder geval een dergelijk voorwerp, gepakt en/of
- die halterstang/ijzeren staaf, in ieder geval dat dergelijke voorwerp, aan [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] getoond, in ieder geval zichtbaar vastgehouden voor [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
- die halterstang/ijzeren staaf, in ieder geval dat dergelijke voorwerp, boven zijn, verdachtes,
hoofd gehouden in de nabijheid van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- met die halterstang/ijzeren stang, in ieder geval met dat dergelijke voorwerp, een
kopje/glas uit een/de hand(en) van [slachtoffer 3] geslagen en/of (daarbij) [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ga opzij, anders doe ik je wat." en/of
- "Je moet weg." en/of
- "Ik krijg je nog wel te pakken." en/of
- "Ik neem je nog wel te grazen.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen de neus en/of op/tegen een wang en/of op/tegen de rechterdijbeen, in ieder geval
op/tegen/in het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- bij de keel/nek/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft geknepen en/of
- aan de rechterarm heeft getrokken en/of
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd en/of
- aan de haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs voor het in de zaak met het parketnummer

07-620317-09 ten laste gelegde

In de zaak met bovengenoemd parketnummer is verdachte ten laste gelegd dat hij zich in de maand december 2008 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1]
(hierna te noemen: [slachtoffer 1]).Het incident zou hebben plaatsgevonden in de woning aan de [a-straat 1] te Almere, toebehorende aan getuige [betrokkene 2] , bij wie verdachte destijds frequent verbleef.
Verdachte heeft in alle stadia van het strafproces ontkend het ten laste gelegde te hebben begaan. Hij heeft - vanaf zijn vierde verklaring bij de politie - verklaard dat hij in die periode weliswaar met een meisje dat hij kende als “[A]” omging, maar hij zou nimmer seksueel contact met haar hebben gehad. Ook zou “[A]” naar zijn zeggen nooit in de woning aan de [a-straat 1] zijn geweest. Dat zij een dergelijke aangifte tegen hem heeft gedaan zou voortkomen uit jaloezie. Hij had toen immers een relatie met een ander, zijnde [betrokkene 2] voornoemd. Ter terechtzitting van de rechtbank op 5 augustus 2010 heeft verdachte de aldaar op de publieke tribune aanwezige [slachtoffer 1] herkend als degene die hij [A] noemde.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
[slachtoffer 1] heeft zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken als ter terechtzitting van het hof van 2 maart 2015 verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn aan te merken als consistent en gedetailleerd en, mede daardoor, betrouwbaar. Haar lezing laat zich als volgt samenvatten.
Op enig moment in (vermoedelijk) de zomer van 2008 stond de toen 16-jarige [slachtoffer 1] met haar scooter bij de Plusmarkt te Almere-Stad, waar zij werkzaam was, op haar moeder te wachten. De haar tot dan toe onbekende verdachte sprak haar aan. Hij vond haar scooter mooi, zei dat zij, [slachtoffer 1], er leuk uitzag en vroeg wat zij die avond deed. [slachtoffer 1] antwoordde dat zij die avond moest werken. Niettemin stond hij haar nadien op te wachten. Er ontstond tussen hen beiden een vriendschappelijk contact, dat [slachtoffer 1] echter gaandeweg ging hinderen, zelfs ietwat ‘griezelig’ begon te vinden. Verdachte wachtte haar te vaak op bij school en werk en liep haar in de stad achterna. Bovendien had [slachtoffer 1] al enige jaren verkering met ene [betrokkene 1], welke relatie zij wilde behouden, en had zowel haar moeder als haar vriendin tegen haar gezegd dat hij, verdachte, een weinig betrouwbare indruk op hen maakte. Ze had ook verontrustende sms’jes gekregen van een onbekende. Volgens die berichtjes zou verdachte 30 jaar oud zijn in plaats van 21 jaar, zoals hij haar had verteld. Hij zou getrouwd zijn geweest en vervolgens gescheiden. Hij zou agressieve buien hebben. Toen [slachtoffer 1] verdachte confronteerde met haar twijfels over de voortzetting van hun omgang, maakten zij de afspraak om de situatie nader te bespreken in de woning van verdachte.
Op de betreffende decemberdag in 2008 – [slachtoffer 1] plaatst het gebeuren op een maandag- of dinsdagmiddag tussen Sinterklaas en Kerstmis na haar stage bij een ‘leergezin’– begaf zij zich na een daartoe met verdachte gemaakte afspraak naar de [a-straat 1]. Daar woonde verdachte in bij zijn tante, althans, zo had hij haar dat verteld. Verdachte opende de voordeur en vergrendelde deze direct nadat [slachtoffer 1] de woning binnen ging. Verdachte antwoordde desgevraagd dat hij niet wilde dat zijn tante wist dat zij, [slachtoffer 1], hem bezocht. Zo kon hij tante horen aankomen. Verdachte wilde vervolgens niet dat het gesprek beneden zou plaatsvinden. Wegens het ontbreken van gordijnen aan de voorzijde van de woonkamer zouden overburen naar binnen kunnen kijken en aan zijn tante kunnen doorgeven dat hij bezoek had gehad van een meisje. [slachtoffer 1] begaf zich derhalve met verdachte naar zijn, althans een, slaapkamer op de eerste verdieping, alwaar hij haar met geweld heeft gedwongen tot de in de tenlastelegging opgenomen seksuele handelingen, door [slachtoffer 1] nader gepreciseerd en weergegeven op de dossierpagina’s 14 en 15.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende dat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijs-beslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het hof overweegt in dat verband voorts het navolgende.
Opvallend in de verklaring van [slachtoffer 1], herhaald ter terechtzitting van het hof, is dat verdachte, toen hij zijn jogging- en onderbroek gelijktijdig uittrok, reeds een condoom om zijn (stijve) penis bleek te hebben. [slachtoffer 1] heeft desgevraagd verklaard dat zij reeds bekend was met condoomgebruik door haar relatie met haar vriend [betrokkene 1], waarbij het condoom eerst tijdens het seksueel contact, al dan niet gezamenlijk, werd aangebracht. Het door verdachte kennelijk reeds vooraf aangebrachte condoom was haar dan ook opgevallen.
Verdachte heeft verklaard (pag. 73) dat hij binnenshuis doorgaans een joggingbroek draagt, met daaronder een onderbroek en dat hij soms (pag. 76) al een condoom omdoet als hij zijn onderbroek nog aan heeft en voornemens is seks te hebben.
Het hof stelt vast dat de verklaring van verdachte op dit punt aansluit bij de waarneming van [slachtoffer 1] en dat het om een zodanig onderscheidend element gaat, dat dit als steunbewijs kan worden aangemerkt.
Tijdens een aanvullend politieverhoor op 12 augustus 2009 heeft [slachtoffer 1] een plattegrond getekend van de woning aan de [a-straat 1] alsmede van de slaapkamer waarin het incident plaatsvond. Voorts heeft zij een met getuige [betrokkene 2], hoofdbewoonster van de betreffende woning, overeenkomende beschrijving gegeven van de inrichting van die kamer en de (positionering van de) zich daarin bevindende meubels, voorwerpen en apparatuur.
Verdachte heeft – zoals gezegd – verklaard dat [slachtoffer 1] nimmer in de woning is geweest en dat hij (pag. 68) überhaupt nooit meisjes of vrouwen heeft meegenomen naar de woning van [betrokkene 2]
(het hof begrijpt: getuige [betrokkene 2]).Ter terechtzitting in eerste aanleg van
5 augustus 2010 heeft verdachte daarover verklaard: “Het interieur van de woning is te zien vanuit de bus en er zijn ook foto’s daarvan op internet te vinden. Bovendien woont [slachtoffer 1] in een soortgelijk huis.”
Het hof stelt vast dat [betrokkene 2] (pag. 42) heeft verklaard dat de lamellen aan de voorzijde van de eerste verdieping ‘heel vaak dicht zijn, maar als het warm is een beetje openstaan’. Verdachte zelf heeft bij de politie verklaard (pag. 67): ‘[betrokkene 2] heeft haar lamellen altijd helemaal dicht’.
Van afbeeldingen van (het interieur van) de woning op internet is, ook na onderzoek, niet gebleken. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in een heel ander type huis woont dan de woning van [betrokkene 2].
Het hof beschouwt het vorenstaande eveneens als steunbewijs voor de aangifte.
Het hof acht de door verdachte afgelegde verklaringen op tal van ook andere punten ongeloofwaardig. Zo stelt hij niemand te kennen of te hebben gekend die bij de Plusmarkt te Almere werkzaam is of was. Voorts zou hij sinds de zomer van 2008 niet meer beschikken over de sleutel van de woning aan de [a-straat 1] te Almere, hetgeen afwijkt van de door [betrokkene 2] afgelegde verklaring.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het niet noodzakelijk om de verklaringen van verdachte als ‘kennelijk leugenachtig’ ten behoeve van het bewijs aan te wenden, nu de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in hetgeen hiervoor is besproken om tot een bewezenverklaring te komen van het in de zaak met het parketnummer 07-620317-09 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer
07-620317-09 en in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Parketnummer 07-620317-09
1.
hij in de periode van 01 december 2008 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Almere door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte,
- zijn, verdachtes, penis in de mond en in de vagina van [slachtoffer 1] gebracht en
- [slachtoffer 1] in de nek gezoend,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- voor [slachtoffer 1] is gaan staan, terwijl [slachtoffer 1] zich zittend op een bed bevond en
- [slachtoffer 1] bij de handen en de polsen heeft vastgepakt en
- tegen de schouders van [slachtoffer 1] heeft geduwd, waardoor [slachtoffer 1] op haar rug kwam te
liggen op dat bed en
- bovenop [slachtoffer 1] is gaan liggen en
- met kracht de joggingbroek die [slachtoffer 1] droeg, naar beneden heeft getrokken en
- op [slachtoffer 1] is gaan zitten met zijn, verdachtes, benen op de armen van [slachtoffer 1] en
- de armen van [slachtoffer 1] tegen een muur heeft geplaatst en
- het hoofd van [slachtoffer 1] in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft gebracht en
aldus voor [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Parketnummer 07-690169-10 (gevoegd):1.
hij op 05 januari 2010 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een halterstang gepakt en
- die halterstang aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] getoond en
- die halterstang boven zijn, verdachtes, hoofd gehouden in de nabijheid van [slachtoffer 2] en
- met die halterstang een kopje uit de handen van [slachtoffer 3] geslagen en [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ga opzij, anders doe ik je wat." en
- "Je moet weg." en
- "Ik krijg je nog wel te pakken." en
- "Ik neem je nog wel te grazen.";
2.
hij op 05 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 2],
- tegen de neus en tegen een wang en tegen het rechterdijbeen heeft geslagen en/of gestompt
en
- bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens heeft geknepen en
- aan de rechterarm heeft getrokken en
- aan de haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het in de zaak met parketnummer 07-620317-09 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
het in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. De toedracht daarvan is reeds in grote lijnen uiteengezet in de overwegingen omtrent het bewijs. Een onverhoedse verkrachting door een bekende kan gezien worden als een van de meest ingrijpende inbreuken op de lichamelijke en, daarmee samenhangend, de psychische integriteit van degene die daarvan het slachtoffer is. Bij een bekende gaat het immers niet alleen om de hiervoor genoemde schendingen, maar ook nog om een schending van het vertrouwen, dat het slachtoffer meende in de ander te mogen stellen. Verdachte heeft zich laten leiden door de eigen behoeften van dat moment en de 13 jaar jongere aangeefster gereduceerd tot lustobject. Uit de ter terechtzitting van het hof door aangeefster afgelegde verklaring blijkt dat zij zich nadien onder therapeutische behandeling heeft moeten stellen en nog altijd kampt met gevoelens van wantrouwen jegens derden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn toenmalige levenspartner [slachtoffer 2] en degene die haar in de middag van 5 januari 2010 bezocht, aangever [slachtoffer 3]. Verdachte heeft daarbij onder meer genoemde [slachtoffer 3] met een vijf kilogram wegende halterstang een kopje koffie uit handen geslagen. Nadien heeft hij [slachtoffer 2] mishandeld op de in de bewezenverklaring aangegeven wijze. Uit de aangifte van [slachtoffer 2], en overigens ook uit de getuigenverklaring van [betrokkene 2] rijst het beeld op van een man die er geen been in ziet zijn (veelal veel oudere) partner van dat moment te controleren en te domineren en naar believen over te gaan tot agressie en geweld.
Het hof heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 februari 2015. Daaruit blijkt dat hij gedurende de vijf jaren, waarin hij in Nederland heeft verbleven vóór de hier ter beoordeling staande feiten eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld en wel terzake van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs.
Verdachte heeft al hetgeen hem ten laste is gelegd ontkend en daarmee zijn verantwoorde-lijkheid daarvoor verworpen. Hij lijkt zich niettemin bewust te zijn van het feit dat hij een agressieprobleem heeft. De beschikbare reclasseringsrapportage dateert van 5 maart 2010, is weinig positief van toon, maar intussen ook zeer verouderd. Verdachte is reeds geruime tijd geleden teruggekeerd naar zijn land van herkomst, Suriname, vanwege het ontbreken van een verblijfstitel voor Nederland.
Alles afwegende ziet het hof geen aanleiding om qua straftoemeting tot een andersluidend oordeel te komen dan de rechtbank, te weten een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Gelet op de ernst van de feiten komt een andere, mildere strafmodaliteit niet in aanmerking. Wel zal rekening worden gehouden met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, waarbinnen berechting dient plaats te vinden. De op te leggen gevangenisstraf zal om die reden worden verminderd met tien procent. Aan verdachte zal daarom een gevangenisstraf worden opgelegd van na te melden duur en modaliteit. Het voorwaardelijk deel beoogt mede hem te weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten van welke aard dan ook.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 515,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is zijdens de verdediging niet weersproken, anders dan dat vrijspraak is bepleit. Nu het hof tot een bewezenverklaring is gekomen is verdachte tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het laatst genoemde bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Tenuitvoerlegging (parketnummer 07-602050-09)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 maart 2009 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Deze vordering is in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de zich in het dossier bevindende stukken incompleet zijn. Het hof kan daarom niet tot een naar behoren onderbouwde beslissing op de vordering komen. De vordering tot tenuitvoerlegging zal derhalve worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 242, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 07-620317-09 en in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 07-620317-09 en in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 07-690169-10 onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging (07-602050-09)

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van 20 uren taakstraf, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 maart 2009.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 16 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.M. Meijer-Campfens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.