ECLI:NL:GHARL:2015:1920

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
200.144.508
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van een safeloket bij de bank en de gevolgen van beslaglegging op de inhoud

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], wonende in Duitsland, tegen de coöperatie Coöperatieve Rabobank Twente Oost U.A. De zaak betreft de huur van een safeloket dat door Rabobank aan [appellante] is verhuurd. Na het verlies van de kluissleutel door [appellante] heeft Rabobank het safeloket opengebroken, wat leidde tot een geschil over de huurbetalingen en de inhoud van het safeloket. Het hof verwijst naar het vonnis van de kantonrechter van 24 december 2013, waarin [appellante] werd veroordeeld tot betaling van huur en kosten. In hoger beroep heeft [appellante] haar eis vermeerderd met verschillende vorderingen, waaronder schadevergoeding en teruggave van de inhoud van de kluis. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de algemene voorwaarden van Rabobank van toepassing zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, omdat zij niet heeft aangetoond dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld. De kosten van het hoger beroep worden aan [appellante] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.144.508
(zaaknummer rechtbank Overijssel 2223292)
arrest van de derde kamer van 17 maart 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
appellante,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. R.W. de Gruijl,
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank Twente Oost U.A.,
gevestigd te Oldenzaal,
geïntimeerde,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 24 december 2013 dat de kantonrechter (rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede) tussen [appellante] als opposante en eiseres in reconventie en Rabobank als geopposeerde en gedaagde in reconventie heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 18 maart 2014,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens heeft Rabobank de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.25 van het bestreden vonnis, met correctie van een kennelijke schrijffout in rechtsoverweging 2.5: “15 december 2013” moet zijn “15 december 2003”.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het gaat in dit geding kort samengevat over het volgende. Rabobank heeft op 2 juli 2001 een safeloket met nummer 640 verhuurd aan [appellante]. Eind 2003 is tussen partijen gecorrespondeerd over het open boren van het loket omdat [appellante] haar kluissleutel door diefstal had verloren. In april 2004 heeft Rabobank [appellante] bericht dat per abuis het loket buiten haar aanwezigheid is open geboord onder toezicht van een medewerker van een notariskantoor die de inhoud van de kluis heeft vastgesteld en daarvan een akte depot heeft opgemaakt. Vervolgens is de inhoud in een safeloket ondergebracht waarvan de sleutels bij de notaris zijn gedeponeerd. Ondanks herhaald verzoek daartoe heeft [appellante] de inhoud van de kluis daarna niet opgehaald. Vervolgens heeft Rabobank vanaf augustus 2004 aanspraak gemaakt op huur voor de nieuwe kluis.
4.2
In de herfst van 2006 is Rabobank verhuisd. De inhoud van de kluis van [appellante] is overgebracht naar kluis nummer 1188. Daarvan is akte depot opgemaakt. Vervolgens is [appellante] wederom aangeschreven om achterstallige huur te voldoen en is haar medegedeeld dat op 1 juni 2009 de vordering tot afgifte van de inhoud zou verjaren. In 2011 heeft [appellante] Rabobank (opnieuw) aansprakelijk gesteld waarop Rabobank haar heeft uitgenodigd voor een afspraak in Oldenzaal. Die afspraak is niet doorgegaan. Vervolgens heeft Rabobank regelingen aangeboden die tot niets hebben geleid. Bij exploot van 20 november 2012 is namens Rabobank conservatoir beslag gelegd op de inhoud van de kluis van [appellante] en bij dagvaarding van 22 november 2012 heeft Rabobank [appellante] in rechte betrokken. Gevorderd is een bedrag van € 886,25 ter zake van huur voor het safeloket voor de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2012, de kosten voor het open boren van het safeloket en de kosten voor de bijstand van de notaris. Bij verstekvonnis van 9 april 2013 is [appellante] veroordeeld het bedrag van € 886,25 te voldoen alsmede buitengerechtelijk kosten van € 150. Verder is [appellante] in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is op 24 mei 2013 openbaar aan [appellante] betekend.
4.3
Nadat [appellante] verzet had gedaan, heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellante] tijdig in verzet is gekomen. De verweren van [appellante] heeft zij vervolgens gepasseerd met uitzondering van het verweer tegen de kosten die het notariskantoor had berekend voor het bijwonen van het open boren op 24 maart 2004 ad € 99,17. Wat de vordering in reconventie betreft (immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 20.000 en inspectie van de kluis) heeft de kantonrechter overwogen dat er geen sprake is geweest van onrechtmatig handelen van Rabobank, terwijl [appellante] evenmin heeft toegelicht wat er in de kluis zat, zodat ook niet kan worden vastgesteld of er iets is verdwenen. [appellante] is in de proceskosten veroordeeld.
4.4
Het hoger beroep richt zich tegen deze beslissingen. Daarnaast heeft [appellante] haar eis vermeerderd met een bedrag van € 5.000 ter zake van reiskosten, een vordering tot teruggave van de inhoud van de kluis, veroordeling van Rabobank de kluisinhoud grondig te reinigen en de veroordeling van Rabobank om op eigen kosten over te gaan tot plaatsing van een rectificatie dan wel excuusbrief in een door [appellante] aan te wijzen dagblad en tot slot de veroordeling van Rabobank over te gaan tot verwijdering van alle elektronische gegevens ten aanzien van de kluisinhoud uit de databestanden van Rabobank.
4.5
Het hof overweegt allereerst van oordeel te zijn dat de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over de onderhavige vorderingen, nu [appellante] is verschenen zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten (artikel 24 van de Verordening (EG)
nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, EEX-Verordening). In de verwijzing in de processtukken door beide partijen naar Nederlands recht ligt voorts besloten dat partijen een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben gemaakt. Nu artikel 6 van Verordening (EG)
nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
(Rome I) daaraan, blijkens het tweede lid daarvan niet in de weg staat, zal het hof er overeenkomstig artikel 3 van die Verordening van uitgaan dat het Nederlandse recht de overeenkomst tussen partijen beheerst, ofschoon het hier gaat om een consumentenovereenkomst in de zin van het eerste lid van die bepaling en nog daargelaten of aan de voorwaarden van dat eerste lid is voldaan.
4.6
De eerste grief faalt. Het feit dat de schriftelijke huurovereenkomst enkel is ondertekend door [appellante] brengt niet mee dat niet vast staat dat er een (schriftelijke) huurovereenkomst bestaat tussen [appellante] en Rabobank. [appellante] heeft immers overeenkomstig de door haar ondertekende schriftelijke huurovereenkomst goederen ter bewaring in een safeloket aan Rabobank afgestaan, Rabobank heeft dienovereenkomstig een safeloket ter beschikking gesteld en [appellante] is daarvoor een vergoeding verschuldigd geworden.
4.7
De tweede grief moet het lot van de eerste delen. Blijkens de door [appellante] ondertekende huurovereenkomst heeft zij schriftelijk verklaard dat zij de algemene voorwaarden heeft ontvangen en daarvan kennis heeft genomen. Tegen het bewijs dat uit de akte voortvloeit staat tegenbewijs open, maar [appellante] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de niet-aanvaarding zou volgen. Aan tegenbewijs wordt niet toegekomen. Het hof houdt het er dus voor dat [appellante] de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard.
4.8
Artikel 12 van de algemene voorwaarden voor huurovereenkomsten van safeloketten bepaalt: “Zodra de huurovereenkomst eindigt, zal de huurder het safeloket onmiddellijk leeg maken, aan de bank de hem ter hand gestelde sleutels onverwijld teruggeven respectievelijk aan de bank de combinatie van het letterslot mededelen. Bij gebreke daarvan kan de bank op kosten van de huurder in tegenwoordigheid van een notaris of een deurwaarder het safeloket doen openen, de inhoud daarvan doen vaststellen en deze voor rekening en risico van de huurder, hetzij zelf in bewaring nemen dan wel elders doen bewaren, en de herstellingen, die het gevolg zijn van het gewelddadig openen van het safeloket, voor diens rekening doen geschieden. Voor al hetgeen de huurder uit welken hoofde ook aan de bank schuldig is of zal worden, strekt de inhoud van het safeloket tot pand.” Het hof dient ambtshalve onderzoeken of dit beding jegens [appellante] onredelijk bezwarend is (artikel 6:233 sub b BW ). In eerste aanleg heeft [appellante] ook aangevoerd dat het beding de toets van artikel 6:233 sub b BW niet kan doorstaan.
4.9
Uit het beding vloeit voort dat de voormalige huurder kosten is verschuldigd voor het na het einde van de huur van het safeloket bewaren van de goederen uit het safeloket en voor het open boren indien dat noodzakelijk mocht zijn. Die kosten kunnen worden verhaald op de waarde van de inhoud van de kluis. Omdat er geen grond is te veronderstellen dat de consument mag verwachten dat Rabobank goederen gratis in bewaring neemt na het einde van de huur en niet valt in te zien dat Rabobank voor haar verhaal van de door haar gemaakte kosten niet de zaken uit het safeloket mag gebruiken, oordeelt het hof voormeld artikel noch gelet op de wederzijdse kenbare belangen van partijen, noch gelet op de overige omstandigheden van het geval of anderszins onredelijk bezwarend.
4.1
[appellante] beroep zich tot slot op vernietiging van de algemene voorwaarden omdat deze haar niet ter hand zouden zijn gesteld. Wat daar ook van zij, het beroep op deze vernietigingsgrond is onderworpen aan een verjaringstermijn van drie jaren die begint te lopen op het moment dat de wederpartij een beroep op het beding heeft gedaan. Deze termijn is reeds lang verstreken, nu tussen partijen vast staat dat de bank reeds in mei 2004 – in een klachtenprocedure van [appellante] tegen Rabobank – een beroep heeft gedaan op haar algemene voorwaarden (rov. 2.9 van het bestreden vonnis).
4.11
De derde grief keert zich tegen de toewijzing van de kosten voor het open boren. [appellante] was haar sleutel verloren en een duplicaat is er niet (bij Rabobank). Met of zonder haar aanwezigheid had het safeloket open geboord moeten worden. De kosten zijn dan voor rekening van de huurder. [appellante] betoogt dat het in dit geval anders ligt omdat Rabobank een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Uit het feitenrelaas leidt het hof af dat Rabobank met [appellante] in overleg was over de datum van het open boren zodat zij wel degelijk de bedoeling had om [appellante] in de gelegenheid te stellen daarbij aanwezig te zijn. Dat het safeloket per abuis ‘in een ronde’ is meegenomen en [appellante] daarbij niet aanwezig was, staat vervolgens vast, maar brengt niet mee dat Rabobank door deze vergissing een onrechtmatige daad heeft gepleegd en de kosten voor het open boren zelf moet dragen. Zij heeft nadien bovendien haar excuses aangeboden. Ook overigens heeft de Rabobank naar het oordeel van het hof na het open boren gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden en gehandeld overeenkomstig haar algemene voorwaarden.
4.12
Het voorgaande oordeel brengt mee dat ook de vierde grief strandt. Niet valt in te zien dat de bank niet bevoegd was de huur bij brief van 31 december 2003 op te zeggen. [appellante] heeft aan haar stelling ter zake voorts geen (kenbaar) rechtsgevolg verbonden. Er bestaat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen geen grondslag voor immateriële schadevergoeding, nog daargelaten dat [appellante] onvoldoende heeft toegelicht dat zij psychisch letsel heeft opgelopen, althans is aangetast in haar eer en goede naam overeenkomstig de vereisten van artikel 6:106 BW. De vijfde grief dient eveneens te falen.
4.13
Ten aanzien van de vermeerdering van eis oordeelt het hof als volgt. Rabobank heeft terecht conservatoir beslag gelegd op de inhoud van de kluis, welk beslag executoriaal is geworden. Nu [appellante] volhardt in haar weigering de vorderingen van Rabobank te voldoen, mag Rabobank zich op de inhoud van de kluis verhalen. Rabobank heeft aangekondigd de inhoud te gaan veilen (memorie van antwoord randnummer 27) en zal zich op de opbrengst mogen verhalen tot de hoogte van haar vorderingen en het eventuele restant aan [appellante] dienen af te geven. Om deze redenen zal de vordering tot afgifte worden afgewezen. Bij de vordering tot reiniging van de inhoud heeft [appellante] dan geen belang. Er is geen grondslag (aangevoerd) Rabobank te verplichten tot het plaatsen van een rectificatie en verwijdering van elektronische gegevens. Tot slot ontbreekt ook een grondslag voor de vordering ter zake van de reiskosten, waarbij het hof nog opmerkt dat [appellante] niet voldoende heeft toegelicht dat reizen (tot het gevorderde bedrag) zijn gemaakt. Het hoger beroep faalt op al deze gronden.
4.14
Onder randnummer 24 van haar memorie van antwoord merkt Rabobank op dat niet valt in te zien waarom de notariskosten van € 99,17 niet voor rekening van [appellante] komen. Het hof acht deze opmerking te verdekt om aan te merken als een incidenteel hoger beroep (voor zover al zo bedoeld door Rabobank). Aannemelijk is in elk geval dat [appellante] deze opmerking niet als zodanig heeft aangemerkt. In zoverre gaat het hof aan de opmerking voorbij.
Slotsom
4.15
Het hoger beroep faalt, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
Deze kosten aan de zijde van Rabobank zullen worden vastgesteld op € 74,71 aan explootkosten, € 704 aan griffierecht en op € 579 aan salaris advocaat (1 punt x tarief III).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Enschede van 24 december 2013;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 74,71 aan explootkosten, € 704 aan griffierecht en op € 579 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.F. Wiggers-Rust, Th.C.M. Willemse en J.C.J. Rinkes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.