Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
(insolventienummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 06/12/33 R en 06/12/34 VA)
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: [appellant] en [appellante],
advocaat: mr. P.H. Vestiens.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Voorts is de bewindvoerder verschenen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant], geboren op [geboortedatum], en [appellante], geboren op [geboortedatum], zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn een zoon en een dochter geboren, die beiden meerderjarig zijn.
In 2011 heeft het Amtsgericht Frankfurt am Main (Duitsland), hierna te noemen: het Amtsgericht, [appellant] veroordeeld voor het in december 2010 via internet verkopen van illegale kopieën van navigatiesoftware. In 2012 (na de toelating van [appellant] en [appellante] tot de schuldsaneringsregeling) heeft het Amtsgericht [appellant] in verband met het voorgaande een boete opgelegd van € 2.000,- (inmiddels opgelopen tot € 2.060,-). Omdat [appellant] de met het Amtsgericht overeengekomen betalingsregeling van € 150,- per maand niet nakwam, heeft het Amtsgericht op 6 februari 2013 een Haftbefehl (arrestatiebevel) voor [appellant] uitgevaardigd.
was werkzaam in loondienst op basis van een arbeidsovereenkomst, die eindigde op 29 juni 2012 omdat de werkgever van [appellant] te weinig werk voor hem had. Op 10 september 2012 heeft [appellant] zijn werkzaamheden bij deze werkgever hervat. In februari 2013 heeft [appellant] een herseninfarct gehad. Als gevolg daarvan heeft hij enige tijd niet kunnen werken. Medio april 2013 heeft [appellant] zijn werk hervat. Vanaf 2 september 2013 heeft [appellant] een WW-uitkering ontvangen.
Op 3 maart 2014 is [appellant] weer in dienst getreden bij zijn laatste werkgever. Dit dienstverband is op 10 juni 2014 beëindigd. Vanaf die datum ontvangt [appellant] een WW-uitkering, die volgens zijn verklaring ter zitting in hoger beroep in juli 2016 afloopt en momenteel € 1.057,- (netto) per maand bedraagt.
[appellante] heeft in het verleden in loondienst gewerkt, voor het laatst als huishoudelijke hulp. In verband met artrose is zij met dat werk gestopt. Hierna heeft zij geen betaald werk meer verricht. Behoudens de algemene heffingskorting heeft [appellante] geen inkomsten.
18 november 2013 heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] en [appellante] voortgezet. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen:
”Ter terechtzitting hebben de schuldenaren verklaard dat naar hun mening de samenwerking met de bewindvoerder niet goed verloopt. Ze mogen van de bewindvoerder niet te vaak bellen en moeten alles schriftelijk afhandelen. Met betrekking tot de door de bewindvoerder aangehaalde punten verklaren ze het volgende. SoKa-Bau is een sociale verzekeringsbank in Duitsland. Er is voor de schuld ter grootte van € 300,00 aan Soka-Bau een betalingsregeling getroffen van € 15,00 per maand, te beginnen per eind november 2013. De boete die is opgelegd door het Amtsgericht te Frankfurt bedraagt € 2.000,00. Nu deze niet onder de schuldsaneringsregeling valt gaan schuldenaren proberen te regelen dat iemand uit hun omgeving de betaling van deze boete voor zijn/haar rekening neemt. De kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen is volgens de schuldenaren verleend. Volgens schuldenaar [appellante] (het hof begrijpt: [appellant]) heeft hij een afschrift van deze kwijtschelding in de brievenbus van het bewindvoerderkantoor aangeleverd. Nu ter zitting is gebleken dat de bewindvoerder het afschrift van kwijtschelding niet heeft ontvangen zullen de schuldenaren zorg dragen dat er nogmaals een afschrift aan de bewindvoerder wordt overgelegd. Voor wat betreft de door de belastingdienst toegekende zorgtoeslag gaan de schuldenaren bij de belastingdienst informeren of zij daadwerkelijk recht hebben op deze toeslag.Alles overziende zijn er naar het oordeel van de rechtbank nu onvoldoende gronden om tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregelingen over te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank lijkt het vooral te gaan om misvattingen van de schuldenaren. Ter zitting zijn schuldenaren er nog eens op gewezen dat op hen de plicht rust de bewindvoerder- gevraagd en ongevraagd - van alle informatie te voorzien die van belang is voor een juiste uitvoering van de schuldsaneringsregeling. De schuldenaren is voorgehouden dat van hen een actieve houding wordt verwacht en dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het nakomen van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank zal de regeling voortzetten, waarbij er van uit wordt gegaan dat de schuldenaren het door hen ter zitting toegezegde zullen nakomen”.
[appellant] en [appellante] hebben ter zitting verklaard dat zij een betalingsregeling hebben getroffen voor de gemeentelijke belastingen over 2013 van € 293,58. Volgens [appellant] heeft hij aan het Finanzamt Kleve doorgegeven dat hij al in Nederland belasting heeft betaald, zodat hij dit niet meer in Duitsland hoeft te doen. [appellant] heeft echter nagelaten bewijsstukken te overleggen dat hij daadwerkelijk in Nederland belasting heeft betaald. [appellant] en [appellante] hebben voorts verklaard dat de werkgever van [appellant] vaak niet op tijd het loon uitbetaalde, waardoor zij niet in staat waren hun rekeningen op tijd te voldoen. Daarnaast hebben zij er bewust voor gekozen familie en kennissen, bij wie zij voorafgaand aan de wettelijke schuldsaneringsregeling geld hadden geleend, maar die niet als schuldeisers in de regelingen zijn aangemeld, eerst terug te betalen, in plaats van het betalen van rekeningen bij bijvoorbeeld CZ. Ten slotte heeft [appellant] verklaard dat hij wel heeft gesolliciteerd, maar dat hij vergeten is de bewijzen door te sturen naar de bewindvoerder. [appellant] heeft circa twee jaar geleden een herseninfarct gehad, waardoor hij vergeetachtig is geworden. [appellante], die weet dat haar partner dingen vergeet, heeft ook niet voor haar partner de stukken aan de bewindvoerder opgestuurd.
23 februari 2015 gaat het hierbij om de volgende schulden: een schuld aan Soka-Bau van
€ 212,-, een schuld aan het Amtsgericht van € 2.060,-, twee schulden aan de gemeente [woonplaats] ter zake van gemeentelijke belastingen over 2013 van € 308,58 en over 2014 van € 129,64, een schuld aan Ohra van € 300,03, twee schulden aan CZ van € 146,- en
€ 4.292,07 (het laatste bedrag bestaat uit zorgpremie en eigen risico over de periode 1 april 2013 tot en met 5 februari 2015), vijf schulden aan de Belastingdienst ter zake van aan [appellant] en [appellante] opgelegde aanslagen van respectievelijk € 927,- (huurtoeslag 2013), € 8,-, € 93,-, € 220,- en € 163,-, en twee aanslagen inkomstenbelasting van het Finanzamt Kleve over 2012 van € 1.620,14 en over 2013 van € 693,60.
nade toepassing van de regeling aan hem is opgelegd, hetgeen ertoe leidt dat hier sprake is van een tijdens de regeling ontstane nieuwe schuld. Voorts neemt de verklaring van [appellant] ter zitting dat de vorderingen van het Finanzamt Kleve ongedaan zullen worden gemaakt niet weg dat ook in hoger beroep een concreet uitzicht daarop niet is gegeven, zodat het hof thans dient uit te gaan van deze, tijdens de schuldsaneringsregelingen van [appellant] en [appellante], ontstane nieuwe schulden.
Gelet op de omvang van voornoemde nieuwe schulden (ruim € 11.000,-) is het hof van oordeel dat deze schulden als bovenmatig dienen te worden aangemerkt. Het hof acht [appellant] en [appellante], zelfs indien hun regeling met de maximale termijn van twee jaar verlengd zou worden, niet in staat om deze nieuwe schulden met het voor hen vastgestelde vrij te laten bedrag in te lopen.
Het bestaan van deze bovenmatige schulden staat reeds in de weg aan het verlenen van de schone lei aan [appellant] en [appellante]. Daarbij overweegt het hof ten overvloede dat ook wanneer het hof de door [appellant] en [appellante] betwiste posten buiten beschouwing zou laten, ook dan nog van bovenmatige nieuwe schulden sprake is, die zelfs bij verlenging van de regeling niet kunnen worden ingelopen.
16 februari 2015 en 3 maart 2015) heeft de advocaat van [appellant] een overzicht van door [appellant] verrichte sollicitaties en een aantal vacatures overgelegd. Deze stukken acht het hof niet toereikend (zo ontbreken met name de sollicitatiebrieven en reacties van potentiële werkgevers) om te kunnen beoordelen of [appellant] gedurende de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling daadwerkelijk en deugdelijk heeft gesolliciteerd.
Met het voorgaande acht het hof voorts aannemelijk geworden dat [appellant] ook toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn sollicitatieverplichting.
Dat de hierin aan [appellant] te maken verwijten hem niet, of slechts in mindere mate kunnen worden toegerekend, omdat hij in februari 2013 een herseninfarct heeft gehad en dat hij dientengevolge is vergeten de bewindvoerder (tijdig) op de hoogte te stellen van zijn sollicitatieactiviteiten en dat ook [appellante] een en ander is ontgaan, heeft [appellant] ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt en rechtvaardigt ook overigens niet de lange duur waarin het verzuim zich heeft voorgedaan.
Er is geen sprake van dat deze tekortkomingen wegens hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing dienen te blijven. Evenmin ziet het hof aanleiding de duur van de schuldsaneringsregelingen te verlengen. Aan [appellant] en [appellante] dient derhalve de schone lei te worden onthouden. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.