ECLI:NL:GHARL:2015:1810

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
21-000847-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsminimum bij mishandeling en bedreiging met een mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en bedreiging met een mes, gepleegd op 5 april 2012 in de gemeente [gemeente]. De aangever, [slachtoffer], heeft verklaard dat hij door de verdachte een kopstoot in het gezicht heeft gekregen en met het handvat van een mes op het hoofd is geslagen. Daarnaast heeft de verdachte met een mes gedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, onder andere door de aangifte van de aangever en ondersteunende beelden van de confrontatie. De verklaringen van de aangever zijn als betrouwbaar aangemerkt, ondanks de intrekking van zijn schadevergoeding. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 dagen hechtenis. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de locatie van het incident nabij een middelbare school. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat in zijn voordeel heeft meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000847-13
Uitspraak d.d.: 13 maart 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, van 21 november 2012 met parketnummer
07-650327-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 november 2013, 17 juni 2014, 14 oktober 2014 en 27 februari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.H. Broeksema, naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft ter terechtzitting van dit hof d.d. 14 oktober 2014 zijn vordering tot schadevergoeding ingetrokken.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2012 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (hard/ met kracht) een kopstoot in/op/tegen het gezicht heeft gegeven en/of met de achterzijde en/of het handvat van een mes die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;2.
hij op of omstreeks 5 april 2012 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand gehad en/of met dat mes naar en/of in de richting van die [slachtoffer] gewezen en/of met dat mes zwaaiende bewegingen (in een wijde boog naar voren) gemaakt naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor bewezenverklaring van feit 1 en 2. Het dossier bevat een aangifte van aangever [slachtoffer]. Uit deze aangifte blijkt dat aangever en verdachte ten tijde van het incident bekenden van elkaar zijn. Verdachte en aangever kennen elkaar van het wijkcentrum in de wijk [wijk]. Aangever kent verdachte als [verdachte](fonetisch) en weet dat verdachte van Turkse afkomst is. Voorts kan de aangever ook duidelijk aangeven waar verdachte woont en wat zijn gezinssamenstelling is. Naar aanleiding van deze concrete gegevens uit de aangifte is er politieonderzoek in het wijkcentrum in de wijk [wijk] gedaan en is [verdachte] als verdachte naar voren gekomen. De aangifte wordt ondersteund door beelden waaruit blijkt dat er inderdaad sprake is geweest van een confrontatie.
Uit het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 oktober 2014 is aangever als getuige gehoord en heeft aangever ter terechtzitting de verdachte als [verdachte](fonetisch) herkend.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van aangever nu deze steun vinden in andere bewijsmiddelen zoals hiervoor overwogen als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd namelijk dat aangever ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij geen aangifte had willen doen omdat hij het feit niet zo ernstig vond en dat hij zijn vordering tot schadevergoeding heeft ingetrokken vormen geen aanleiding om, in het licht van het voorgaande die verklaring als onbetrouwbaar aan te merken.
Gelet op het voorgaande acht het hof zowel wettig als overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 april 2012 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) hard een kopstoot tegen het gezicht heeft gegeven en/of met het handvat van een mes die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;2.
hij op 5 april 2012 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand gehad en met dat mes naar en in de richting van die [slachtoffer] gewezen en met dat mes zwaaiende bewegingen (in een wijde boog naar voren) gemaakt naar het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] op 5 april 2012 op klaarlichte dag op straat mishandeld door [slachtoffer] een kopstoot in het gezicht te geven en die [slachtoffer] met het heft van een mes op het (achter)hoofd te slaan. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hem letsel en pijn toegebracht. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] ook bedreigd met zware mishandeling door met de lemmet van datzelfde mes in de richting van [slachtoffer] te wijzen en zwaaiende bewegingen met dat mes te maken richting het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer]. Voornoemde bewezenverklaarde feiten leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit klemt te meer nu het gebeurde heeft plaatsgevonden in de nabijheid van een middelbare school en meerdere (jonge) personen getuige zijn geweest van de mishandeling en bedreiging met zware mishandeling.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 januari 2015 is de verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur - zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg en zoals gevorderd door de advocaat-generaal - passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de straf is bedoeld om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. P.A.H. Lemaire, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 13 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.