Uitspraak
de vader,
de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen aan de moeder voor verhuizing met hun minderjarige kind naar [B]. De vader was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die de moeder toestemming had verleend om met de minderjarige te blijven wonen in [B]. De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige, die in 2011 was geboren. De relatie tussen de ouders was in mei 2013 beëindigd. De moeder had in april 2014 de verhuizing naar [B] voorbereid, waar zij een woning had gevonden en waar zij familie en vrienden had. De vader betwistte de verhuizing en stelde dat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zijn relatie met de minderjarige.
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige centraal gesteld. Het hof oordeelde dat de verhuizing naar [B] in het belang van de minderjarige was, omdat de moeder daar een stabiele woon- en sociale omgeving had gecreëerd. De vader had niet voldoende onderbouwd dat er alternatieven waren die minder verstrekkende gevolgen voor de minderjarige zouden hebben. Het hof concludeerde dat het belang van de moeder en de minderjarige om in [B] te blijven zwaarder weegt dan de bezwaren van de vader. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd en het verzoek van de vader werd afgewezen.