ECLI:NL:GHARL:2015:1639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak bij voordeel trekken van steunfraude door onvoldoende bewijs en onderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 17 oktober 2014, waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk voordeel trekken uit door misdrijf verkregen geld. De tenlastelegging betrof het niet voldoen aan inlichtingenverplichtingen in het kader van de Wet Werk en Bijstand, waarbij de verdachte samenwoonde met een medeverdachte die een uitkering ontving.
Tijdens de zitting op 20 februari 2015 heeft het hof het dossier bestudeerd, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.P.A. van Schaik. Het hof heeft vastgesteld dat niet alle relevante punten die voor een bewezenverklaring noodzakelijk zijn, zijn onderzocht door de sociale recherche. Hierdoor ontbrak het aan voldoende bewijs om de verdachte te veroordelen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen op basis van de conclusie dat de verdachte niet overtuigend kon worden aangetoond dat hij het ten laste gelegde had begaan. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om het aantonen van fraude met sociale uitkeringen.