In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie voor zijn kind [kind 2] te wijzigen naar nihil, of een door de rechtbank redelijk te achten bedrag. De rechtbank Midden-Nederland heeft dit verzoek afgewezen. De man is in hoger beroep gegaan met vijf grieven, waarbij hij de bestreden beschikking wil laten vernietigen en zijn verzoek alsnog toegewezen wil krijgen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep of het beroep af te wijzen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 februari 2015, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er een relevante wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, aangezien de man minder uren is gaan werken. Dit rechtvaardigt een herbeoordeling van de behoefte en de draagkracht. De behoefte van [kind 2] is vastgesteld op € 402,- per maand, waarbij rekening is gehouden met het kindgebonden budget. Het hof heeft geoordeeld dat de man, ondanks zijn stelling dat hij onvoldoende draagkracht heeft, niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie. Daarom is de man verplicht om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2].
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor de periode tot 1 januari 2015, maar vernietigd voor de periode daarna. De man moet vanaf 1 januari 2015 € 42,- per maand aan de vrouw betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.