Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.Slotsom
€ 589,00
€ 816,00
1.488,71
€ 683,00
€ 2.235,00(2,5 punten x tarief II)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door een besloten vennootschap (appellante) tegen een andere besloten vennootschap (geïntimeerde) over de afsluiting van een perceel. Appellante is eigenaar van een perceel waar een psychologenpraktijk is gevestigd en heeft een geschil met geïntimeerde, die economisch eigenaar is van een aangrenzend perceel met een trafostation. De zaak betreft de toegang tot de achtertuin van appellante via een steeg die grenst aan het perceel van geïntimeerde. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van appellante afgewezen, maar appellante is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat er mogelijk sprake is van een recht van buurweg, dat voor 1 januari 1992 is ontstaan, en dat appellante een spoedeisend belang heeft bij het behoud van toegang tot haar perceel. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van appellante zwaarder wegen dan die van geïntimeerde en heeft de vordering van appellante toegewezen. Geïntimeerde is veroordeeld om binnen dertig dagen de muur en schutting te verwijderen die de toegang tot de tuin van appellante belemmeren, onder verbeurte van een dwangsom. Tevens is geïntimeerde in de proceskosten veroordeeld.