ECLI:NL:GHARL:2015:1340

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
200.149.506-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens te late indiening memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.H. Poortman-de Boer, had zijn memorie van grieven te laat ingediend, namelijk om 16:30 uur in plaats van de vereiste 10:00 uur. Hierdoor werd de memorie van grieven geweigerd, wat leidde tot de verwerping van het hoger beroep, aangezien er geen grieven waren ingediend. De procedure begon met een comparitie van partijen op 4 augustus 2014, maar partijen bereikten geen schikking. De appellant vroeg uitstel voor het indienen van de memorie van grieven, wat werd verleend tot 30 september 2014, en later tot 14 oktober 2014. Op de laatste roldatum diende de appellant echter geen grieven in, wat leidde tot een verwijzing naar een latere roldatum. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. E.J. Luursema, had eerder de zaak aanhangig gemaakt en vroeg op 20 januari 2015 om arrest. Het hof oordeelde dat, zelfs als de memorie van grieven op 6 januari 2015 was ingediend, dit nog steeds te laat zou zijn geweest volgens de geldende procesregels. De appellant had de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken, waardoor zijn recht om grieven in te dienen verviel. Het hof concludeerde dat het vonnis van de voorzieningenrechter niet in strijd was met rechtsregels van openbare orde en verwierp het hoger beroep. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 308,- aan verschotten en € 447,- aan advocaatkosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.149.506/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/146463 / KG ZA 14-49)
arrest van de eerste kamer van 24 februari 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. L.H. Poortman-de Boer, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. E.J. Luursema, kantoorhoudend te Hoogezand.
Het tussenarrest van 15 juli 2014 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 4 augustus 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal blijkt dat partijen geen schikking hebben bereikt.
1.2
Op de rol van 2 september 2014 heeft [appellant] uitstel gevraagd voor het nemen van de memorie van grieven. Het uitstel is verleend tot 30 september 2014. Op die datum is een nader uitstel verleend tot 14 oktober 2014.
1.3
Op laatstgenoemde roldatum heeft [appellant] niet van grieven gediend, waarna de zaak is verwezen naar een roldatum 53 weken later, zijnde 20 oktober 2015, ambtshalve peremptoir.
1.4
[geïntimeerde] heeft de zaak eerder opgebracht en heeft [appellant] partij peremptoir gesteld tegen de roldatum van 23 december 2014 en tijdig akte niet dienen aangezegd. Ter rolle van 23 december 2014 is aan [appellant] een uitstel van twee weken verleend tot 6 januari 2015.
1.5
De memorie van grieven van [appellant] is op 6 januari 2015 om 16:30 aangeboden bij de balie van de rechtbank Noord-Nederland. De memorie van grieven is door de rolraadsheer geweigerd en aan [geïntimeerde] is akte niet dienen verleend.
1.6
[geïntimeerde] heeft geen incidenteel appel ingesteld.
1.7
Ter rolle van 20 januari 2015 heeft [geïntimeerde] arrest gevraagd, te wijzen op het griffiedossier.

2.De beoordeling

2.1
Zelfs indien de memorie van grieven op 6 januari 2015 om 16:30 ter griffie van het hof zou zijn aangeboden, zou dit niet tijdig zijn geweest. Het inlevertijdstip is in art. 1.3 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven immers bepaald op 10:00 uur.
2.2
[appellant] heeft de hem door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven derhalve ongebruikt laten verstrijken. Door de verlening aan [geïntimeerde] van akte niet dienen is het recht van [appellant] om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen.
2.3
Nu [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het vonnis van de voorzieningenrechter van 4 april 2014 niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [appellant] worden verworpen.
2.4
[appellant] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellant] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellant];
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op € 308,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. H. de Hek en mr. B.J.H. Hofstee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 februari 2015.