In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2015, gaat het om een geschil tussen buren over het gebruik van een steeg die zich tussen hun percelen bevindt. Appellanten, bestaande uit drie partijen, hebben in hoger beroep de rechtbank Midden-Nederland aangeklaagd na een eerdere uitspraak die hun vorderingen had afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of de steeg kan worden gekwalificeerd als buurweg en of er sprake is van een erfdienstbaarheid die het gebruik van de steeg door de appellanten rechtvaardigt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de steeg als buurweg kan worden aangemerkt, maar dat de rechten en verplichtingen die hieruit voortvloeien onder het oude recht moeten worden gerespecteerd. De appellanten stellen dat zij recht hebben op gebruik van de steeg, maar de geïntimeerde heeft een paal geplaatst die de toegang belemmert. Het hof overweegt dat de appellanten niet kunnen aantonen dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring, en dat de eerdere vaststellingsovereenkomst tussen de vorige eigenaar en de geïntimeerde de rechten van de appellanten niet ondersteunt. Het hof concludeert dat de vorderingen van de appellanten niet toewijsbaar zijn, met uitzondering van de vordering die betrekking heeft op de heg die in strijd is met artikel 5:42 BW. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de kosten van het hoger beroep toe aan de appellanten.