Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “motorvoertuig > 2 wielen parkeren bij blauwe streep zonder parkeerschijf waarop de juiste aanvangstijd is aangegeven”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 augustus 2012 om 07:58 uur op de Flamingoweg te Schiphol met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat haar bij beschikking met CJIB nummer 164708093 (hierna: de tweede zaak) eveneens een sanctie is opgelegd voor een zelfde gedraging op 27 augustus 2012 en dat beide gedragingen zijn verricht door langparkeerbedrijf [naam] , waaraan zij van 26-8-2012 tot en met 3-9-2012 haar auto had uitbesteed. Ter onderbouwing heeft de betrokkene een print van haar contract met genoemd bedrijf overgelegd. De betrokkene is het er niet mee eens dat de kantonrechter op 13 juni 2014 in deze zaken tegenstrijdige beslissingen heeft genomen. In de tweede zaak heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard. De betrokkene verzoekt ook het beroep in de onderhavige zaak gegrond te verklaren.
3. Nu de betrokkene slechts in de onderhavige zaak hoger beroep heeft ingesteld, beschikt het hof niet over het dossier in de tweede zaak. De betrokkene heeft wel de beslissing van de kantonrechter in die zaak overgelegd en het hof stelt vast dat de kantonrechter daarin heeft overwogen dat "niet is komen vast te staan dat de gedraging is begaan".
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB in de onderhavige zaak onder meer het volgende in:
“Opsporingsinstantie: KMar brigade Politie & Beveiliging (…)
Gedragingsgegevens: het voertuig was niet voorzien van een parkeerschijf. (…)
Rangomschr. ambtenaar 1: surveillant (B.O.A.).”
6. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Naar de overtuiging van het hof is komen vast te staan dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
7. De omstandigheid dat de kantonrechter in de tweede zaak heeft geoordeeld dat niet is vastgesteld dat de gedraging is verricht, brengt niet mee dat de betrokkene ook in dit geval, waarin vaststaat dat de gedraging met haar voertuig is verricht, van een sanctie gevrijwaard zou moeten blijven.
8. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
9. De betrokkene voert aan dat zij redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen dat de auto in strijd met de regels is geparkeerd
10. Artikel 8, aanhef en onder a, van de WAHV, houdt in dat wanneer met toepassing van artikel 5 van de WAHV een administratieve sanctie is opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven, de officier van justitie de beschikking vernietigt indien de kentekenhouder aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig gebruik is gemaakt en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
11. De door de betrokkene overgelegde print van haar overeenkomst met [naam] houdt naast de aanvangsdatum en tijd 26 augustus 2012 04:30 uur het volgende in. Vijftien minuten voor aankomst op Schiphol dient telefonisch aan de chauffeur van het bedrijf te worden gemeld dat men onderweg is. Bij aanvang van het parkeren dient het formulier bij vertrekhal 3 deur D te worden afgegeven aan een chauffeur van het bedrijf en dient zonodig nog betaald te worden. Zodra de cliënt weer op Schiphol is geland, dient hij het bedrijf te bellen en dient hij bij vertrekhal 3 deur D te wachten tot de chauffeur twee minuten voor de auto klaar staat terugbelt. De chauffeur wacht dan met de auto van de cliënt tegenover de vertrekhal. In de overeenkomst wordt verder verwezen naar algemene voorwaarden, die de betrokkene niet heeft overgelegd. De overeenkomst vermeldt niet op welke locatie de auto geparkeerd wordt.
12. Uit de overeenkomst en hetgeen de betrokkene naar voren heeft gebracht kan niet anders worden afgeleid dan dat de betrokkene de auto op 26 augustus 2012 aan een medewerker van [naam] heeft overgedragen met het doel dat hij de auto naar een parkeergelegenheid rijdt, parkeert en de auto bij terugkomst van de betrokkene op Schiphol weer aan haar overdraagt.
13. Het hof is gelet op het vooroverwogene van oordeel dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat tegen haar wil door een ander van haar auto gebruik is gemaakt en dat zij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen, zoals bedoeld in artikel 8, aanhef en onder a, van de WAHV.
14. Nu is komen vast te staan dat de gedraging is verricht en het hof geen reden ziet die meebrengen dat de sanctie achterwege moet blijven of moet worden gematigd, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
15. Op de betrokkene als kentekenhouder rust nu de last om de sanctie en administratiekosten te voldoen. Desgewenst kan zij trachten het bedrag te verhalen op [naam] of op de bestuurder van haar voertuig.