ECLI:NL:GHARL:2015:1164

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
200.134.817-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en zorgregeling in een conflictueuze oudersituatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2015, gaat het om de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van een minderjarige, in het kader van een hevige strijd tussen de ouders. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in het principaal hoger beroep, zijn verwikkeld in een conflict dat de opvoeding van hun kind beïnvloedt. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 22 juli 2014 en een raadsrapport van 29 oktober 2014, waarin de zorg voor de minderjarige werd onderzocht. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2015 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en zijn er ook vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest.

De raad concludeert dat beide ouders goed voor de minderjarige zorgen, maar dat hun onderlinge strijd schadelijk is voor het kind. De ouders respecteren elkaars opvoedingsstijl niet, wat leidt tot een onveilige situatie voor de minderjarige. De raad adviseert om de huidige situatie te handhaven, waarbij de hoofdverblijfplaats bij de vader blijft, en stelt een zorgregeling voor die de minderjarige in staat stelt om ook tijd met de moeder door te brengen, zonder dat dit leidt tot extra stress of wisselingen.

Het hof volgt het advies van de raad en bekrachtigt de beschikking ten aanzien van het hoofdverblijf. De zorgregeling wordt uitgebreid, zodat de minderjarige meer tijd met de moeder kan doorbrengen, maar zonder dat dit leidt tot extra belasting. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de noodzaak om de strijd te beëindigen voor het welzijn van de minderjarige. De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de zorgregeling wordt aangepast, met specifieke afspraken over de verblijfsduur bij beide ouders, en dat de vakanties en feestdagen gelijk verdeeld worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.817/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/07/197047/FZ RK 12-709)
beschikking van de familiekamer van 12 februari 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [A],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J.G. Jolink, kantoorhoudend te Harderwijk,
tegen
[verweerder],
wonende te [B],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Zoer, kantoorhoudend te Hoogeveen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Overijssel (voorheen Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel),
kantoorhoudend te Zwolle,
hierna nog te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 22 juli 2014 een tussenbeschikking gegeven en verwijst daar kortheidshalve naar.
1.2
Na deze tussenbeschikking is op 29 oktober 2014 een raadsrapport binnengekomen.
1.3
Op 15 januari 2015 heeft een nieuwe mondelinge behandeling plaats gevonden, ten overstaan van het hof, in een andere samenstelling dan bij de vorige zitting. De ouders zijn in
persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is in het kader van zijn adviserende taak de heer [C] verschenen. Namens de GI zijn mevrouw [D] en mevrouw [E] verschenen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
In de tussenbeschikking heeft het hof, voor zover hier nog van belang, de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de raad te laten onderzoeken wat thans de meest geschikte zorgregeling voor [de minderjarige1] is en welke hoofdverblijfplaats, onder de huidige omstandigheden, het meest tegemoet komt aan de belangen van [de minderjarige1].
2.2
De raad heeft in zijn rapport geconcludeerd dat beide ouders goed voor [de minderjarige1] zorgen en dat [de minderjarige1] daardoor ook graag bij hen is. Echter beide ouders wenden van alles aan om [de minderjarige1] langer bij zich te hebben en schuwen daarin onderlinge strijd niet. Ouders respecteren elkaars opvoedingsstijl niet en dwingen de ander te handelen zoals zij dit zelf doen. Dit maakt dat [de minderjarige1] zich voortdurend, bij alles wat zij doet, afvraagt wat de andere ouder ervan vindt. Door de niet aflatende strijd tussen de ouders komt [de minderjarige1] steeds meer klem te zitten. Het is in het belang van [de minderjarige1] dat er niet langer om haar gestreden wordt door haar ouders en zij zich veilig kan voelen. De raad heeft geadviseerd om geen wijzigingen aan te brengen in de huidige situatie van [de minderjarige1], aangezien er geen dusdanige zorgen naar voren zijn gekomen over de opvoedingssituatie van [de minderjarige1] bij vader die een wijziging van het hoofdverblijf zouden rechtvaardigen. Elke opvoedingssituatie zou de belangen van [de minderjarige1] kunnen dienen, mits ouders in staat zijn om de echtscheiding te accepteren en te komen tot een constructieve samenwerking in hun gezamenlijk ouderschap. Nu dit ondanks de inzet van de gezinsvoogd nog steeds niet gerealiseerd is, adviseert de raad ten behoeve van de noodzakelijke rust voor [de minderjarige1] om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij vader te handhaven. De raad acht co-ouderschap, dan wel een zeer ruime zorgregeling met de ouder waar [de minderjarige1] niet haar hoofdverblijf heeft, in de huidige situatie niet in het belang van [de minderjarige1]. Een zorgregeling van één weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend voor school en één keer in de veertien dagen van dinsdag tot woensdag voor school bij moeder en de helft van de vakanties en feestdagen acht de raad het meest in het belang van [de minderjarige1]. Zodra de zwemles op dinsdagmiddag in [F] afgerond is, zal de omgang met moeder op deze dag (weer) verplaatst worden naar de donderdagmiddag uit school eens per veertien dagen, aansluitend op het omgangsweekend bij moeder. Dit om teveel wisselingen te voorkomen. Voorts heeft de raad wederom benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders zelf hulp zoeken om te komen tot constructief overleg met elkaar als verantwoordelijke ouders van [de minderjarige1]. De ouders dienen zich te realiseren hoe schadelijk hun onderlinge strijd is voor de sociaal emotionele ontwikkeling van [de minderjarige1], waardoor de noodzaak van een neutrale opvoedingsplek van [de minderjarige1] steeds dichterbij komt.
2.3
De gezinsvoogd heeft ter zitting aangegeven dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige1], ook op school. [de minderjarige1] heeft het zowel bij de vader als bij de moeder goed. Het lijkt er echter op dat de strijd tussen de ouders weer is opgelaaid en dat dit het (onder begeleiding van de GI) komen tot afspraken over [de minderjarige1] zeer bemoeilijkt. De gezinsvoogd zou graag een uitgebreidere zorgregeling met de moeder zien, met name omdat zij heeft gemerkt dat [de minderjarige1] haar moeder erg mist. Zij heeft hierover ook met vader gesproken, maar hij heeft daar moeite mee, gelet op zijn ervaringen met moeder in het verleden. Ook is met de ouders de optie besproken van het volgen van een hulpverleningstraject (FFT) bij [G].
2.4
Het hof zal het advies van de raad ten aanzien van het hoofdverblijf van [de minderjarige1] volgen en de bestreden beschikking op dit onderdeel bekrachtigen, nu ook het hof niet van zodanige zorgen in de opvoedingssituatie bij vader is gebleken dat de hoofdverblijfplaats gewijzigd dient te worden. Rust, in die zin dat de hoofdverblijfplaats bij de vader gehandhaafd dient te worden, acht het hof in het belang van [de minderjarige1]. Voorts overweegt het hof dat het een iets uitgebreidere zorgregeling dan de voorlopige regeling het meest passend acht onder de huidige omstandigheden. Het hof heeft in zijn afweging betrokken dat deze voor [de minderjarige1] geen extra wisselingen meebrengt (en dus geen extra belasting), maar wel tegemoet komt aan de door de gezinsvoogd geconstateerde en aanhoudende wens van [de minderjarige1] om haar moeder meer te zien. Het hof is met de raad van oordeel dat het door de moeder verzochte co-ouderschap niet haalbaar is nu tussen de ouders geen behoorlijk overleg mogelijk is, zij hun verschillende opvoedstijlen van elkaar niet accepteren en elkaar niet als collega-ouder respecteren. De thans geldende zorgregeling, te weten dat [de minderjarige1] één weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met maandag haar moeder bezoekt dient naar het oordeel van het hof uitgebreid te worden met de donderdagmiddag uit school, ook al in de periode dat zij nog één keer in de veertien dagen van dinsdag tot woensdag bij de moeder verblijft in verband met zwemles. Als de zwemlessen straks op de dinsdag afgelopen zijn, is het hof van oordeel dat dan uitbreiding van de zorgregeling met de woensdag uit school plaats dient te vinden. Het hof wijst de moeder erop dat het, op de woensdagmiddag dat [de minderjarige1] bij haar is, haar verantwoordelijkheid is om afspraken na te komen rond bijvoorbeeld verjaardagfeestjes bij vriendjes/vriendinnetjes van [de minderjarige1] en speelafspraken. Voorts zal het hof definitief bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte dienen te worden verdeeld.

3.De slotsom

3.1
Gelet op het voorgaande, zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van het hoofdverblijf;
vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt als definitieve zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige1]:
- zolang nog zwemles op de dinsdag plaatsvindt: [de minderjarige1] verblijft één weekend in de veertien dagen van dondermiddag uit school tot en met maandagochtend voor school en één keer in de veertien dagen van dinsdag tot woensdag bij de moeder;
- als de zwemles op de dinsdag is komen te vervallen: [de minderjarige1] verblijft één weekend in de veertien dagen van woensdag uit school tot en met maandagochtend voor school;
- de vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. A.W. Beversluis en mr. H. van Lokven-van der Meer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 februari 2015 in bijzijn van de griffier.