ECLI:NL:GHARL:2015:1160

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
14/00379
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rioolheffing gemeente Zutphen en de vraag of garagebox terecht in heffing is betrokken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 3 april 2014 een beroep ongegrond verklaarde met betrekking tot een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2010. De belanghebbende, eigenaar van een appartement en een garagebox in Zutphen, ontving een aanslag van € 81,20 voor de garagebox, die volgens hem ten onrechte was opgelegd, aangezien hij al voor het appartement was aangeslagen. De heffingsambtenaar verdedigt dat de garagebox en het appartement als afzonderlijke onroerende zaken moeten worden beschouwd, omdat ze over een eigen kadastrale aanduiding beschikken en afzonderlijk kunnen worden verkocht. Tijdens de zitting op 25 november 2014 in Arnhem is de belanghebbende verschenen, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [A]. Het Hof oordeelt dat de garagebox indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en bevestigt de aanslag, omdat de garagebox als een afzonderlijke onroerende zaak wordt aangemerkt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van de belanghebbende wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat hij schade heeft geleden door de onjuiste voorlichting. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00379
uitspraakdatum:
17 februari 2015
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 april 2014, nummer AWB 13/456, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zutphen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak [a-straat] 809 te [Z] een aanslag in de rioolheffing opgelegd van € 81,20.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 april 2014 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2014 te Arnhem. Belanghebbende is ter zitting verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [A].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is eigenaar van een appartement en een garagebox aan de [a-straat] in [Z]. Het appartement en de garagebox maken deel uit van hetzelfde appartementencomplex.
2.2
De garagebox is gelegen op het adres [a-straat] 809 en beschikt over een eigen kadastrale aanduiding. De garagebox bevindt zich op de onderste laag van het appartementencomplex en is volledig inpandig gelegen. Op de garagebox is een afzonderlijk appartementsrecht gevestigd dat afzonderlijk van het woonappartement van belanghebbende kan worden verkocht.
2.3
De garage is niet direct aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het hemelwater dat op het dak van het appartementencomplex valt, wordt via regenpijpen afgevoerd op de gemeentelijke riolering.
2.4
De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2010 twee aanslagen rioolheffing aan belanghebbende opgelegd, namelijk één ter zake van het appartement en één ter zake van de garagebox. De onderhavige aanslag heeft betrekking op de garagebox.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de heffingsambtenaar voor de garagebox terecht een aanslag in de rioolheffing heeft opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat het niet de bedoeling is dat belastingplichtigen twee keer worden aangeslagen voor de afvoer van hetzelfde hemelwater. Om die reden worden een appartement en de garagebox als één perceel aangemerkt, indien deze – zoals in het onderhavige geval – tezamen als één geheel worden gebruikt. Omdat voor het appartement reeds een aanslag rioolheffing is opgelegd, dient de onderhavige aanslag – aldus nog altijd belanghebbende – te worden vernietigd.
3.3
De heffingsambtenaar voert aan dat, nu het appartement en de garagebox over een eigen kadastrale aanduiding beschikken en afzonderlijk kunnen worden verkocht, sprake is van twee onroerende zaken en derhalve van twee afzonderlijke percelen in de zin van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 van de gemeente Zutphen (hierna; de Verordening). Om die reden mist de zogenoemde samenstelbepaling toepassing.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar en tot vernietiging van de aanslag rioolheffing 2010.
3.6
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
De Verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2009 en luidt, voor zover hier van belang:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. (…)
d. (…)
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater (…)
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. (…)
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.”
4.2
Belanghebbende heeft – onder verwijzing naar artikel 4 van de Verordening – aangevoerd dat het appartement en de garagebox als één geheel worden gebruikt en om die reden als één perceel dienen te worden aangemerkt.
4.3
Ingevolge de Verordening wordt geheven per perceel, waarbij onder perceel ingevolge artikel 1 van de Verordening wordt verstaan: ‘een (…) onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan’. Nu er geen aanwijzingen zijn voor een andere betekenis, dient het begrip ‘zaak’ te worden verstaan in de civielrechtelijke betekenis. De Verordening bevat geen bepaling op grond waarvan voor de toepassing ervan afzonderlijke zaken tezamen als één perceel mogen worden aangemerkt. Wel bevat de Verordening in het slot van artikel 4 een samenstelbepaling voor zelfstandige gedeelten van één perceel/zaak. Aan die bepaling wordt pas toegekomen indien de garage en het appartement geen afzonderlijke zaken zijn, maar (zelfstandige) gedeelten van één zaak (vgl. HR 15 februari 2008, nr. 41 036, ECLI:NL:HR:2008:BC4328).
4.4
Gelet op het feit dat de garagebox over een eigen kadastrale aanduiding beschikt en deze afzonderlijk is over te dragen, is de garage een afzonderlijke onroerende zaak en als zodanig aan te merken als een perceel in de zin van de Verordening. Aan de samenstelbepaling van artikel 4 wordt dan niet toegekomen.
4.5
Nu het hemelwater dat op het dak van het appartementencomplex – waarvan de (inpandige) garage deel uitmaakt – valt en via regenpijpen wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering is het Hof van oordeel dat de garagebox indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Alsdan is aan belanghebbende als eigenaar van de garage terecht de onderhavige aanslag in de rioolheffing opgelegd. Hieraan doet niet af dat belanghebbende ook als eigenaar van het appartement is aangeslagen voor de rioolheffing, aangezien dit een andere afzonderlijke onroerende zaak betreft.
4.6
Voor zover belanghebbende – onder verwijzing naar de tekst van de Toelichting aanslag rioolheffing garageboxen (hierna: de Toelichting) – aanvoert dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, oordeelt het Hof als volgt.
4.7
In de Toelichting wordt algemene voorlichting gegeven. Daarvoor heeft als regel te gelden dat een bestuursorgaan door onjuistheden of onvolledigheden in de voorlichting niet wordt gebonden en dat voor afwijking van deze regel slechts plaats is, indien een belastingplichtige de onjuistheid of onvolledigheid niet had behoeven te beseffen en tevens wordt geconfronteerd met het feit dat hij niet alleen de wettelijk verschuldigde belasting heeft te betalen maar daarenboven schade lijdt doordat hij, afgaande op de onjuiste voorlichting, enige handeling heeft verricht of nagelaten (vgl. HR 14 juni 2000, nr. 35275, ECLI:NL:HR:2000:6205). Dat in onderhavige kwestie sprake is van vorengenoemde schade is evenwel gesteld noch gebleken. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
Mr. Boxem is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
De beslissing is op
17 februari 2015in het openbaar uitgesproken.
De griffier,
(S. Darwinkel)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 februari 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.