In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 3 april 2014 een beroep ongegrond verklaarde met betrekking tot een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2010. De belanghebbende, eigenaar van een appartement en een garagebox in Zutphen, ontving een aanslag van € 81,20 voor de garagebox, die volgens hem ten onrechte was opgelegd, aangezien hij al voor het appartement was aangeslagen. De heffingsambtenaar verdedigt dat de garagebox en het appartement als afzonderlijke onroerende zaken moeten worden beschouwd, omdat ze over een eigen kadastrale aanduiding beschikken en afzonderlijk kunnen worden verkocht. Tijdens de zitting op 25 november 2014 in Arnhem is de belanghebbende verschenen, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [A]. Het Hof oordeelt dat de garagebox indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en bevestigt de aanslag, omdat de garagebox als een afzonderlijke onroerende zaak wordt aangemerkt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van de belanghebbende wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat hij schade heeft geleden door de onjuiste voorlichting. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.