ECLI:NL:GHARL:2015:10204

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
21-003592-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte met taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Almelo, was in eerste aanleg veroordeeld voor valsheid in geschrifte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had in de periode van december 2012 tot en met juli 2013 meermalen valse e-mails en een bankafschrift opgemaakt, met als doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging te summier was, maar het hof oordeelde dat deze voldoende duidelijk was en voldeed aan de wettelijke vereisten.

Tijdens de zitting op 20 maart 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. D.F. Briedé, overwogen. Het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door gebruik te maken van de naam van een ander en door valse informatie te verstrekken aan een verzekeringsmaatschappij. Het hof legde een taakstraf van 120 uur op, in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003592-14
Uitspraak d.d.: 3 april 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 3 april 2014 met parketnummer 08-955768-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.F. Briedé, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

Geldigheid van de inleidende dagvaarding

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de tenlastelegging te summier is en dat het bestanddeel ‘valselijk opmaken’ nader gespecificeerd had moeten worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de inleidende dagvaarding nietig zou zijn, is het hof van oordeel dat de tenlastelegging in de onderhavige zaak een voldoende duidelijke opgave van het feit behelst, nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is. Het hof is derhalve van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet en verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks december 2012 tot en met juli 2013 te Almelo, gemeente Almelo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, één of meer e-mails en/of een bankafschrift(en) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, te weten:
- één email, door gebruik te maken van de naam van een ander dan van verdachte, te weten [naam] van het televisie programma Kanniewaarzijn,
- één email, waarin verdachte verklaart omtrent zijn schadeverleden op 16 december 2012,
- één bankafschrift van de ING Bank, met daarop een spoedbetaling aan [bedrijf] , welke door verdachte nooit is gedaan,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer aangevoerd dat het derde gedachtestreepje niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu het dossier geen bankafschrift bevat maar slechts een schermafdruk van de bankrekening van verdachte.
Naar het oordeel van het hof kan de zich in het dossier bevindende schermafdruk (‘printscreen’) van de betaalrekening van verdachte gelijk worden gesteld aan een bankafschrift, nu deze schermafdruk evenals een bankafschrift een overzicht van de bij- en afschrijvingen over een bepaalde periode bevat. Dat de benaming van een dergelijk stuk tegenwoordig anders is, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksdecember 2012 tot en met juli 2013 te Almelo, gemeente Almelo,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk, een
of meere-mail
sen
/ofeen bankafschrift
(en)-
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt,
althans heeft vervalst,te weten:
- één email, door gebruik te maken van de naam van een ander dan van verdachte, te weten [naam] van het televisie programma Kanniewaarzijn,
- één email, waarin verdachte verklaart omtrent zijn schadeverleden op 16 december 2012,
- één bankafschrift van de ING Bank, met daarop een spoedbetaling aan [bedrijf] , welke door verdachte nooit is gedaan,
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft twee e-mailberichten en een bankafschrift valselijk opgemaakt, zodat de verzekeringsmaatschappij op grond van onjuiste gegevens alsnog tot betaling van zijn claim over zou gaan. Hiermee is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer bestaat in de juistheid van bepaalde geschriften beschaamd. Verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
In aanmerking genomen het bovenstaande, acht het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren, zoals opgelegd in eerste aanleg en gevorderd in hoger beroep, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. B.F.A. van der Krabben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 3 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B.F.A. van der Krabben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.