ECLI:NL:GHARL:2015:10186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-002067-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van een incidentele bestuurder voor verzekeringsplicht van een motorrijtuig

Op 7 oktober 2015 vond een openbare terechtzitting plaats bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de zaak tegen een verdachte werd behandeld die beschuldigd werd van het rijden in een onverzekerd motorrijtuig. De verdachte, geboren in 1966, was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. B.J. Tieman. De advocaat-generaal, mr. H. Dijkstra, voerde de zaak in en stelde dat de verdachte ten onrechte was veroordeeld en dat de opgelegde straf te zwaar was. De advocaat-generaal betoogde dat de verdachte niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht met betrekking tot de verzekering van het voertuig, ondanks dat de eigenaar van de auto naast hem zat. De verdediging voerde aan dat de verantwoordelijkheid voor de verzekering bij de eigenaar van het voertuig ligt en dat de verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet al het mogelijke had gedaan om te verifiëren of de auto verzekerd was, en dat de onderzoeksplicht ook geldt voor incidentele bestuurders. Het hof verwierp het verweer van afwezigheid van alle schuld (AVAS) en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 dagen, wat het hof uiteindelijk ook oplegde. Het hof achtte de opgelegde straf passend, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de overtreding. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter, waarbij de verdachte opnieuw werd veroordeeld tot een geldboete en een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002067-15
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige strafkamer, op 7 oktober 2015.
Tegenwoordig:
mr. P.W.J. Sekeris, lid enkelvoudige kamer, raadsheer,
mr. G.H. Smeitink, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. H. Dijkstra, advocaat-generaal.
Het hof doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats],
is niet verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman van verdachte wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld de bezwaren tegen het vonnis op te geven. De raadsman geeft op dat verdachte ten onrechte is veroordeeld en de opgelegde straf te zwaar te achten.
De raadsheer ziet met instemming van de raadsman en de advocaat-generaal af van het voorhouden van de stukken van de zaak.
De raadsman van verdachte voert het woord en deelt mee dat in het proces-verbaal van de verbalisant zijns inziens ook had moeten worden vermeld dat verdachte in de auto naast de eigenaar zat en dat hij een principieel verweer zal voeren, zoals verwoord in zijn brief van 23 februari 2015.
De advocaat-generaal voert het woord en voert aan:
In de brief van 23 februari 2015 stelt de verdachte zich op het standpunt dat nu de auto niet van hem is en de eigenaar in de auto naast hem zat, er op hem, verdachte geen plicht rust te onderzoeken of de auto verzekerd is en dat dit had moeten leiden tot afwezigheid van alle schuld (AVAS), ontslag van rechtsvervolging (OVAR) of toepassing van artikel 9a Sr. Ik vind het niet relevant of er iemand naast verdachte zat en acht het niet zinvol daarover de verbalisant te horen. Het betreft hier een overtreding. Opzet is niet vereist. Je gaat alleen vrijuit als jou geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het tenlastegelegde. Verdachte heeft niet aan de eigenaar van de auto verzocht om de autopapieren en eventueel de groene kaart. Hij heeft niet al het mogelijke gedaan om zich ervan te vergewissen dat de auto verzekerd was. Voor AVAS, OVAR, toepassing van artikel 9a Sr of een geheel voorwaardelijke straf is geen plaats.
De advocaat-generaal leest zijn vordering voor, strekkende tot vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en veroordeling van verdachte ter zake daarvan tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en legt die vordering aan het hof over.
De raadsman voert het woord tot verdediging en voert aan:
Dit soort zaken kom je niet meer zo vaak tegen. Er vinden vooral controles plaats door middel van registervergelijking en het is ook logisch om de tenaamgestelde van een voertuig aan te spreken op het onverzekerd zijn van zijn/haar voertuig. Eigenlijk is dat ook de enige rechtvaardige manier. Misschien is de strafbaarstelling wel achterhaald. Iedereen rijdt wel eens in andermans auto. Moet je vragen of de auto verzekerd is?
Primair vind ik dat cliënt geen strafrechtelijk relevant verwijt te maken valt en concludeer ik tot AVAS. Subsidiair concludeer ik dat client niet strafwaardig heeft gehandeld.
De advocaat-generaal repliceert en voert aan:
Een verzoek om artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te schrappen, dient aan de Tweede Kamer te worden gericht en kan niet in de rechtszaal worden beslist.
De raadsman dupliceert en voert aan dat hij de opmerking van de advocaat-generaal wat flauw vindt.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee dat hij onmiddellijk mondeling arrest zal geven. De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------

A A N T E K E N I N G M O N D E L I N G A R R E S T

------------------------------------------------------------------------------------------------------------
a. beslissing omtrent de nietigheid van de dagvaarding in eerste aanleg/de onbevoegdheid van de enkelvoudige kamer tot kennisneming van het (de) telastegelegde feit(en)/de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep/schorsing van de vervolging:
niet van toepassing;
b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld:
het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle d.d. 30 maart 2015, waarvan beroep en doet opnieuw recht;
c. inhoud van de tenlastelegging:
hij, op of omstreeks 26 januari 2013 te Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), gekentekend [AA-00-BB], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Maasstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) ten laste gelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan:

de inhoud van:

A. een proces-verbaal nr. 26.01.2013.0005.002633, d.d. 26 mei 2014 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beiden hoofdagent van politie van Politie IJsselland, zakelijk weergegeven inhoudende dat zij verdachte op 26 januari 2013 als bestuurder van de personenauto met het kenteken [AA-00-BB] op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Maasstraat te Deventer hebben zien rijden en dat dit voertuig op dat moment onverzekerd was;
B. een schriftelijk stuk, te weten een print uit het kentekenregister d.d. 20 januari 2015 te 09:18 uur, inhoudende, zakelijk weergegeven, dat in het CRWAM op de peildatum 26 januari 2012 geen verzekering staat geregistreerd betreffende het kenteken [AA-00-BB];
levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het hierna bewezen verklaarde feit heeft begaan;
e. de bewezenverklaring:

hij, op 26 januari 2013 te Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig

(personenauto), gekentekend [AA-00-BB], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Maasstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen;
f. de kwalificatie van het strafbare feit dat het bewezen verklaarde oplevert:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden;
g. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
h. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte(n) en het (de) feit(en), eventueel met de gronden daarvoor:
De verdediging voert aan dat verdachte niet kon weten dat de auto niet verzekerd was en dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. De eigenaar van de auto zat als passagier naast verdachte in de auto en had desgevraagd gezegd dat alles in orde was. In deze situatie, waarin de eigenaar ook in de auto zit, gaat het de onderzoeksplicht te buiten om schriftelijk bewijs van verzekering te vragen. Verdachte treft geen strafrechtelijk relevant verwijt en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van een auto om deze te verzekeren en niet die van een toevallige incidentele bestuurder en alleen die eigenaar/kentekenhouder zou voor het onverzekerd zijn gestraft moeten worden.
De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen beoogt te regelen dat onder andere auto's waarvoor een kenteken is afgegeven niet onverzekerd deelnemen aan het verkeer. Met het oog daarop zijn in artikel 30 van de WAM diverse varianten strafbaar gesteld van het bezit en gebruik van een voertuig waarvoor een kenteken is afgegeven en waarvoor geen verzekering is afgesloten en in stand gehouden. Dat brengt mee dat ook een bestuurder die in een auto rijdt waarvan het kenteken niet op zijn naam staat, voor zover dat in zijn macht ligt, zich ervan dient te vergewissen dat de auto verzekerd is. Gegeven de wettekst kan het hof de verdediging niet volgen in het standpunt dat op de incidentele bestuurder van andermans auto deze onderzoeksplicht niet van toepassing is indien de eigenaar van de auto zijn passagier is. Verdachte heeft niet al het mogelijke gedaan om zich ervan te vergewissen dat de auto die hij ging besturen verzekerd was. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer dat er sprake is van afwezigheid van alles schuld en de daaraan door de verdediging verbonden conclusie dat verdachte ontslagen had moeten worden van alle rechtsvervolging;
het hof acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht;
i. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor:
de raadsheer verwerpt het AVAS-verweer en verklaart verdachte strafbaar;
j. opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359 Sv:
De verdediging voert aan dat nu het in essentie gaat om de vraag hoe moet worden omgegaan met de verantwoordelijkheid van een toevallige incidentele bestuurder voor de verzekeringsplicht van de door hem bestuurde auto, een boete van € 500,- of meer disproportioneel is en dit ook geldt voor de door de kantonrechter opgelegde boete.
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en
de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde en thans door de advocaat-generaal gevorderde straf passend. Hierbij heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 september 2015 en de in de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen (Registratienummer 2012R022) opgenomen ‘Recidiveregeling overtredingen artikel 30 en 34 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.’ Gebleken is dat het feit als een eerste overtreding moet worden aangemerkt. Volgens de richtlijn vordert het openbaar ministerie daarvoor in beginsel een geldboete van € 550,-.
Derhalve veroordeelt het hof verdachte ter zake van het bewezen verklaarde tot:
een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
k. overige/bijkomende beslissingen, eventueel met de gronden daarvoor:
niet van toepassing.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.