Het hof stelt voorop dat de uitleg van verzekeringsvoorwaarden waarover niet tussen partijen pleegt te worden onderhandeld (en ook niet onderhandeld is), met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van een eventuele bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). Een redelijke uitleg van de bewoordingen van de artikelen 7 lid 4 en 11 lid 3 Algemene Voorwaarden brengt mee dat de daarin neergelegde verplichting om informatie te verstrekken slechts betrekking heeft op informatie die noodzakelijk is om de rechten en plichten van de verzekerde onder de verzekering vast te stellen en/of te controleren. Niet kan worden aangenomen dat deze artikelen een verplichting behelzen om steeds zonder meer alle informatie te verstrekken waar Achmea om vraagt. Een zo ruime uitleg van de in deze artikelen neergelegde verplichtingen is evenmin geïndiceerd in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Aan het tekortschieten in de nakoming van genoemde verplichtingen is immers in artikel 24 Algemene Voorwaarden een zeer vergaande beëindigingsbevoegdheid van de verzekeraar verbonden, met voor de verzekerde uiterst zwaarwegende gevolgen. Redelijkerwijs moet dan ook worden aangenomen dat Dordtclean gehouden was om Achmea de informatie te verstrekken die voor het vaststellen en controleren van de rechten en verplichtingen van Dordtclean onder de verzekeringsovereenkomst noodzakelijk was.
In het licht van deze uitleg lag het op de weg van Achmea om de noodzaak om over de gevraagde informatie te beschikken voldoende duidelijk te benadrukken en om die met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen, niet alleen in de onderhavige procedure, maar ook destijds, in het bijzonder waar door Dordtclean specifiek daarom werd gevraagd. Van Achmea mocht voorts worden verwacht dat zij in haar vraagstelling en reacties op van Dordtclean verkregen informatie voldoende duidelijk en specifiek was, mede gelet op de ernstige gevolgen die zij aan een tekortkoming van de zijde van Dordtclean wenste te verbinden.
Het enkele feit dat Dordtclean de door Achmea opgevraagde arbeidsovereenkomst niet heeft verstrekt, leidt aldus niet zonder meer tot het oordeel dat Dordtclean niet aan haar informatieverplichting heeft voldaan, temeer nu het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet noodzakelijkerwijs op dit schriftelijke stuk behoeft te worden gebaseerd en Dordtclean bovendien andere stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de gestelde arbeidsverhouding met [persoon 1] . Dordtclean heeft voor het ontbreken van de arbeidsovereenkomst bovendien een - in het licht van het destijds lopende strafrechtelijk onderzoek – plausibele verklaring gegeven, terwijl gesteld noch gebleken is dat Achmea destijds de verklaring van Dordtclean voor het ontbreken van de arbeidsovereenkomst heeft betwist of voldoende duidelijk op het gevolg van het ontbreken daarvan heeft gewezen.
Dat Dordtclean geen nadere informatie uit het strafrechtelijk onderzoek heeft verstrekt, leidt gelet op het bovenstaande evenmin tot het oordeel dat Dordtclean haar informatieverplichting niet is nagekomen. Ook waar het deze informatie betreft is de noodzaak voor Achmea om daarover te beschikken onvoldoende toegelicht gebleven en is onvoldoende specifiek aangegeven welke informatie Achmea precies benodigde.
Uit de hiervoor geschetste correspondentie tussen partijen blijkt meer in het algemeen niet van een adequaat responderen van Achmea op de reacties van Dordtclean op haar informatieverzoeken, terwijl uit die correspondentie wel naar voren komt dat Achmea naar aanleiding daarvan steeds opnieuw informatie heeft gevraagd, grotendeels op steeds nieuwe terreinen van onderzoek. Gelet daarop, en in aanmerking genomen de informatie die Dordtclean wél aan Achmea heeft doen toekomen naar aanleiding van de diverse informatieverzoeken, is de door Dordtclean verstrekte informatie niet zodanig ontoereikend geweest dat dit het oordeel rechtvaardigt dat Dordtclean haar informatieverplichtingen heeft geschonden en Achmea op die grond de overeenkomst redelijkerwijs heeft mogen beëindigen.
Daarbij merkt het hof nog het volgende op. Zelfs indien geoordeeld zou moeten worden dat Dordtclean Achmea ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst op 29 mei 2013 onvoldoende overtuigende informatie had verstrekt om een positieve beslissing op het verzoek om uitkering te rechtvaardigen, brengt dit nog niet zonder meer mee dat Dordtclean daarmee ook jegens Achmea tekortschoot in haar verplichting om informatie te verschaffen als in de artikelen 7 en 11 van de Algemene Voorwaarden bedoeld. De vraag of Dordtclean in voldoende mate op vragen om informatie is ingegaan moet immers worden onderscheiden van de vraag of de inhoud en/of de kwaliteit van de verstrekte informatie toereikend is om daarop een verplichting van Achmea tot uitkering onder de verzekeringsovereenkomst te baseren. Laatstbedoelde vraag gaat de beperkte omvang van dit tussentijds hoger beroep - waarin slechts ter beoordeling voorligt of het beëindigen van de verzekeringsovereenkomst wegens schending van informatieverplichtingen geoorloofd was -, te buiten.