Uitspraak
WOTS 2012-084
oktober 2015
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een bezwaarschrift dat is ingediend door een veroordeelde tegen de voorgenomen overdracht van de tenuitvoerlegging van zijn terbeschikkingstelling (TBS) naar België op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS). De veroordeelde en zijn raadsman hebben betoogd dat deze overdracht kan leiden tot schending van de artikelen 3 en 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat er in België een structurele onmogelijkheid zou zijn om de veroordeelde te behandelen. Ze stellen dat er in Nederland voldoende perspectief op behandeling en resocialisatie bestaat.
Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat, hoewel er enige tijd kan verstrijken voordat de veroordeelde in België kan worden geplaatst en behandeld, er geen sprake is van een structurele onmogelijkheid tot behandeling. Het hof heeft ook overwogen dat de behandel- en resocialisatieperspectieven in Nederland, gezien de ongewenstverklaring van de veroordeelde, zeer beperkt zijn. Het hof concludeert dat de minister van Veiligheid en Justitie in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de veroordeelde over te brengen naar België.
De beslissing van het hof is dat het bezwaar van de veroordeelde ongegrond wordt verklaard. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2015.