Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2. alsnog te bepalen dat;
3. De vrouw te veroordelen in de kosten van beide instanties,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2015, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Skála, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Groningen, waarin de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap zijn vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.M. Prins, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De man verzoekt onder andere om de vernietiging van bepaalde punten uit de beschikking van de rechtbank, waaronder de verplichting van de vrouw om de woning en het bedrijfspand te verkopen en de verdeling van de opbouwspaarrekening. De vrouw verzoekt om bekrachtiging van de eerdere beschikking, behoudens voor zover vernietiging wordt verzocht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2015 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de grieven van beide partijen besproken, waarbij de man onder andere aanvoert dat de vrouw overbedeeld is en dat de waarde van de onderneming [B] hoger is dan door de rechtbank vastgesteld. Het hof oordeelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank over de inschrijving in het rechtsmiddelenregister, omdat hij deze niet heeft ingeschreven. Het hof bevestigt dat de vrouw de hypothecaire lasten en andere kosten moet verrekenen met de man, en dat de man de domeinnaam en wachtwoorden aan de vrouw moet overdragen. De beslissing van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de man wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.280,21 aan de vrouw. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.