Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
9 oktober 2015, haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de zaak.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
De GI had vanuit deze noodplaatsing direct een opvang moeten zoeken waarbij de tweeling samen geplaatst zouden kunnen blijven. De GI heeft hier een steek laten vallen.
Het is niet in het belang van [de minderjarige2] , noch van [de minderjarige1] dat het verblijf waar zij samen zaten op te heffen en één van de twee elders te plaatsen. De GI had daarom nooit mogen aansturen op een gescheiden plaatsing van haar tweeling. De moeder heeft ter zitting van het hof nog aangegeven dat zij op de hoogte gehouden wenst te worden over de ontwikkelingen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de pleeggezinnen.
De kinderen komen thans beter tot hun recht; ze ervaren rust en ontwikkelen zich beter dan in de situatie dat zij nog in hetzelfde pleeggezin woonden, terwijl het onderlinge contact tussen hen nog steeds gewaarborgd is. [de minderjarige1] , die niet goed kon aarden in het pleeggezin [G] , is goed op haar plek in het pleeggezin [C] . [de minderjarige1] heeft zelf ook aangegeven dat zij het leuk vindt bij de familie [C] .
band die de tweeling met elkaar heeft en de kinderen logeren dan ook met grote regelmaat
bij elkaar. Het hof merkt ten slotte nog op dat de moeder haar zorgen en haar wens om (rechtstreeks en niet via de kinderen) geïnformeerd te worden met de gezinsvoogd dient te bespreken en hierover met haar duidelijke afspraken dient te maken.