In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdzorg Noord te Emmen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die voortkomen uit de strijd tussen de ouders. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 september 2015, waarbij zowel de ouders als hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.
Het hof heeft in zijn beslissing overwogen dat, op basis van de nieuwe wetgeving per 1 januari 2015, een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld wanneer zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de ouders instemden met de ondertoezichtstelling, wat het hof heeft meegenomen in zijn oordeel. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de ondertoezichtstelling, gezien de aanhoudende problemen tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.
De beslissing van het hof houdt in dat de minderjarigen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3], onder toezicht worden gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, met ingang van 29 oktober 2015, en dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.