ECLI:NL:GHARL:2015:10094

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
200.175.971
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdzorg Noord te Emmen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die voortkomen uit de strijd tussen de ouders. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 september 2015, waarbij zowel de ouders als hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.

Het hof heeft in zijn beslissing overwogen dat, op basis van de nieuwe wetgeving per 1 januari 2015, een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld wanneer zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de ouders instemden met de ondertoezichtstelling, wat het hof heeft meegenomen in zijn oordeel. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de ondertoezichtstelling, gezien de aanhoudende problemen tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.

De beslissing van het hof houdt in dat de minderjarigen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3], onder toezicht worden gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, met ingang van 29 oktober 2015, en dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.175.971
beschikking van de familiekamer van 29 oktober 2015
inzake
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verzoeker, verder te noemen: de raad,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo (O),
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M. Elfrink te Hengelo (O).

1.Het geding

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de raad van 5 juni 2015 met producties, ingekomen op 8 juni 2015.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 september 2015 plaatsgevonden tezamen met de voortgezette mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 200.152.971 betreffende het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om te verhuizen. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [A] verschenen. Namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord te Emmen, verder te noemen: de GI, zijn [B] en [C] verschenen.

2.De vaststaande feiten

Uit het huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] [kind 1] , verder te noemen [kind 1] ;
- op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] [kind 2] , verder te noemen: [kind 2] , en
- eveneens op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] [kind 3] , verder te noemen: [kind 3] ,
over welke kinderen partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.

3.De omvang van het geschil

De raad verzoekt het hof, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de hiervoor onder 2. genoemde minderjarigen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdzorg Noord te Emmen voor een periode van zes maanden.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge het sinds 1 januari 2015 geldende artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof op verzoek van de raad en partijen mondeling uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de raad in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen. Het hof heeft beslist dat de raad -in dit specifieke geval, in deze speciale situatie waarbij partijen hebben ingestemd met een onvoorwaardelijke ondertoezichtstelling van de kinderen- ontvankelijk is in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling van voormelde kinderen.
4.3
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken van gronden die een ondertoezichtstelling van de kinderen -als verzocht- rechtvaardigen. De raad heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er door de strijd tussen de ouders ernstige zorgen bestaan omtrent de ontwikkeling van de kinderen. De hulpverlening die tot op heden is ingezet heeft niet geleid tot verbetering van de situatie. Met de juiste inzet van hulp in het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling kan worden gewerkt aan verbetering van de onderlinge verhouding tussen de ouders waardoor de strijd tussen hen kan verminderen en de kinderen niet meer in de strijd tussen hen worden betrokken, waarmee de thans bestaande bedreiging op termijn kan worden weggenomen.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende:
stelt de minderjarigen
- [kind 1] geboren op 13 maart 2006 te Hengelo (O);
- [kind 2] geboren op 22 januari 2010 te Hengelo (O); en
- [kind 3] , eveneens geboren op 22 januari 2010 te Hengelo (O),
onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, met ingang van 29 oktober 2015, voor de duur van zes maanden, tot 29 april 2016;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.J. Haarhuis, A. Smeeïng-van Hees en M.A.S.J. de Vries Robbé-de Roy van Zuydewijn, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 29 oktober 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.