In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 25 november 2014 de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard heeft bevestigd. De heffingsambtenaar had de waarde van een agrarisch object vastgesteld op € 306.000 per waardepeildatum 1 januari 2012, en had aanslagen in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de aanslag gebruikersbelasting en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2015 in Arnhem zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van het perceel, dat bestaat uit een agrarisch object met een woning, aan de hand van de Taxatiewijzer is bepaald. De heffingsambtenaar heeft de waarde van het bedrijfsperceel vastgesteld op € 77.840, maar het Hof oordeelt dat deze waarde te hoog is en dat de waarde van het bedrijfsperceel niet hoger is dan € 52.880. Het Hof heeft de aanslag gebruikersbelasting verminderd tot € 306,13 en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
De uitspraak van het Hof is gedaan op 29 december 2015 en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.