ECLI:NL:GHARL:2014:9830

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
14/00315, 14/00316, 14/00317 en 14/00318
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De Inspecteur had aan belanghebbende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2007 tot en met 2010. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur verminderde de aanslagen en wees de verzoeken om kostenvergoeding af. Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

Tijdens de zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2014 werd het geschil besproken. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur ten onrechte geen kostenvergoeding had toegekend voor de kosten die hij had gemaakt in verband met het bezwaar. De Inspecteur betoogde dat de onjuistheid van de aanslagen niet aan hem te wijten was, omdat hij belanghebbende had gevraagd om toelichting op de aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed, maar deze informatie pas na het opleggen van de aanslagen was verstrekt.

Het Hof oordeelde dat de aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed alleen mogelijk is als de belastingplichtige kan aantonen dat zijn ziekte leidt tot extra kosten. In dit geval was de informatie die belanghebbende had verstrekt onvoldoende om de aftrek te rechtvaardigen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen recht op kostenvergoeding bestond, omdat de Inspecteur niet kon worden verweten dat hij de aftrek niet had verleend op basis van de aanvankelijke informatie.

De beslissing van het Hof houdt in dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en dat er geen aanleiding is om een partij te veroordelen in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 december 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00315 t/m 14/00318
uitspraakdatum: 16 december 2015
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 25 februari 2014, nummer AWB 13/4845 t/m AWB 13/4848, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort(hierna: de Inspecteur).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende aanslagen in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2007 tot en met 2010.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslagen verminderd en de verzoeken om kostenvergoeding afgewezen.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 31 maart 2014 ter griffie ingekomen.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2014 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
In zijn aangiften voor de jaren 2007 tot en met 2010 heeft belanghebbende als specifieke zorgkosten opgevoerd uitgaven die zijn gedaan voor extra kleding en beddengoed.
2.2.
Bij brief van 4 januari 2013 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende verzocht om een beschrijving van de aard van de ziekte of invaliditeit, een overzicht van alle uitgaven voor kleding en beddengoed met vermelding welke bedragen extra uitgaven zijn en nota’s en betalingsbewijzen van al deze uitgaven.
2.3.
Bij brief van 11 januari 2013 heeft de gemachtigde daarop geantwoord: “Diabetes en leeftijd beide echtgenoten. (…) Naar onze mening behoeven deze kosten niet te worden gespecificeerd, daar bij handicap of chronische ziekte 300,00 € zonder meer in aftrek worden meegenomen.”
2.4.
Bij brief van 14 februari 2013 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer: “Aftrek voor kleding en beddengoed niet geaccepteerd. Voor Diabetes Mellitus en COPD is een aftrek extra kleding en beddengoed niet van toepassing.”
2.5.
Bij brief van 20 februari 2013 schrijft de gemachtigde aan de Inspecteur onder meer: “U heeft niet aangegeven waar u conclusie de aftrek voor kleding en beddengoed niet geaccepteerd kan worden voor “Diabetes” uit eindelijk is deze alleen vermeld in de aangifte, vandaan komt.. (…) Ten aanzien van vermelde (…) verwachten wij een nadere toelichting, daar wij nimmer voor andere belastingplichtige, die ondermeer ook “Diabetes “ hebben, enig probleem of opmerking ten aanzien van het door u aangevoerde hebben ontvangen.”
2.6.
Bij brief van 4 maart 2013 schrijft de Inspecteur aan de gemachtigde te hebben besloten de afwijking van de aangifte te handhaven. Aldus worden de aanslagen voor de jaren 2007 tot en met 2009 opgelegd. De gemachtigde komt namens belanghebbende in bewaar.
2.7.
Op 10 juni 2013 heeft de gemachtigde telefonisch gesproken met de Inspecteur. De gemachtigde heeft over dit telefoongesprek onder meer het volgende genoteerd: “Dat in andere gevallen van Diabetes, COPD, Stofwisselingziekte, Hypertensie en Schildklier aandoening, de vermelde aftrek gewoon is geaccepteerd, bij Diabetes en zeker bij ouderen is er vaak sprake van incontinentie zoals ook bij Belastingplichtige en zijn echtgenote, waardoor extra bewassing en vervanging nodig zijn.”
2.8.
Inmiddels is de aanslag voor het jaar 2010 opgelegd. Ook hier wordt de geclaimde aftrek wegens extra kosten voor kleding en beddengoed niet geaccepteerd. De gemachtigde komt namens belanghebbende in bezwaar.
2.9.
Op 17 juni 2013 heeft de gemachtigde telefonisch gesproken met de Inspecteur. De gemachtigde heeft over dit telefoongesprek onder meer het volgende genoteerd: “Zij gaat alsnog over tot toekenning van de bezwaren.”
2.10.
Met dagtekening 2 juli 2013 schrijft de Inspecteur onder meer: “De aanslag heb ik herzien, omdat u tijdens de bezwaarfase aanvullende gegevens heeft verstrekt. De onrechtmatigheid van de eerder vastgestelde aanslag is in dit geval dan ook niet te wijten aan de Belastingdienst. Daarom wijs ik uw verzoek om kostenvergoeding af.”

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht heeft geweigerd een vergoeding toe te kennen voor de kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor de behandeling van het bezwaar.
3.2.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en toekenning van een kostenvergoeding. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door de Inspecteur uitsluitend vergoed voor zover de aanslag wordt verminderd wegens aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid (artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
4.2.
Vaststaat dat de aanslagen bij de uitspraken op bezwaar zijn verminderd, omdat de opgelegde aanslagen aanvankelijk te hoog waren. De Inspecteur stelt dat geen recht bestaat op een kostenvergoeding, omdat het niet aan hem is te wijten dat de aanslagen aanvankelijk te hoog waren. Hij heeft belanghebbende immers voor het opleggen van de aanslagen gevraagd om toe te lichten waarom hij recht zou hebben op aftrek van kosten voor extra kleding en beddengoed. Niettemin heeft de gemachtigde pas na het opleggen van de aanslagen, ten tijde van de behandeling van het bezwaar, meegedeeld dat belanghebbende en zijn echtgenote incontinent zijn, aldus de Inspecteur.
4.3.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de onjuistheid van de aanslagen wel aan de Inspecteur is te wijten, omdat de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslagen wist dat belanghebbende en diens echtgenote chronisch ziek zijn en dat reeds op die grond de aftrek diende te worden toegekend.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof is de aftrek van kosten van extra kleding en beddengoed slechts mogelijk als de belastingplichtige een ziekte heeft die meebrengt dat hij meer kosten maakt voor kleding en beddengoed dan een vergelijkbare belastingplichtige die die ziekte niet heeft. Niet elke ziekte brengt dergelijke kosten mee. De belastingplichtige moet aannemelijk maken dat in zijn geval zijn ziekte zulke extra kosten meebrengt.
4.5.
In het onderhavige geval heeft de belastingplichtige op de vragen van de Inspecteur van 11 januari 2013 slechts meegedeeld dat hij en zijn echtgenote bejaard zijn en lijden aan diabetes. Die omstandigheid is echter onvoldoende voor de aftrek van kosten van extra kleding en beddengoed, ook indien diabetes zou moeten worden aangemerkt als een chronische ziekte. De Inspecteur wist toen nog niet dat belanghebbende en zijn echtgenote incontinent zijn en hij behoefde dat ook niet te weten. Het valt de Inspecteur daarom niet te verwijten dat hij bij het vaststellen van de aanslagen de gevraagde aftrek niet heeft verleend. Daarom bestaat geen recht op een kostenvergoeding.
4.6.
De Inspecteur heeft gesteld, en het Hof acht aannemelijk, dat pas nadat de aanslagen waren vastgesteld en daartegen bezwaar was gemaakt, hem werd meegedeeld dat belanghebbende en zijn echtgenote incontinent zijn. Om deze reden heeft de Inspecteur de gevraagde aftrek verleend.
4.7.
Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een juiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.

5.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 16 december 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier,
De voorzitter,
(A. Vellema)
(J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 17 december 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EHDen Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.