ECLI:NL:GHARL:2014:9733

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
21-003168-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in de Gierput-zaak wegens gebrek aan schuld aan zwaar lichamelijk letsel

In de Gierput-zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van schuld aan zwaar lichamelijk letsel van een driejarig kind dat in een gierput was gevallen. Het hof oordeelde dat niet iedere nalatigheid automatisch leidt tot bewezenverklaring van schuld. Er is een grove of aanmerkelijke mate van nalatigheid, onvoorzichtigheid of onachtzaamheid vereist, wat in deze zaak niet kon worden vastgesteld.

Het hof stelde vast dat de verdachte weliswaar had nagelaten de kunststofplaat die de gierput afdekte goed te fixeren, maar dat dit verzuim niet van een zodanig gewicht was dat het als grove of aanmerkelijke schuld kon worden aangemerkt. De omstandigheden van het geval, waaronder de mate van voorzienbaarheid van schade en de te verwachten ernst daarvan, werden in de beoordeling betrokken. De verdachte was zich ervan bewust dat kinderen op het erf konden komen, maar het was niet voorzienbaar dat het slachtoffer aan het toezicht van zijn moeder zou ontsnappen.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van nalatigheid altijd moet plaatsvinden in de context van de specifieke omstandigheden van het geval, en dat niet elke nalatigheid automatisch leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003168-14
Uitspraak d.d.: 16 december 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 8 mei 2014 met parketnummer 08-955581-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A.A.M. Rupert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om redenen van strafvordering vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Haaksbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onvoorzichtig en/of nalatig is geweest in het (deugdelijk) afdekken van de (kapotte deksel van de)gierput en/of (waarbij) hij (verdachte) en/of zijn mededader(s) de huurder(s) (welke gebruik maakt(en) van het erf van verdachte en/of diens mededader(s)) niet heeft ingelicht over het ontbreken van de/een (deugdelijk) deksel van voornoemde gierput, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer], in betreffende gierput is gevallen, waardoor hij zwaar lichamelijk letsel, te weten, hersenletsel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit (tijdelijke) ziekte is ontstaan;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof stelt daarbij voorop dat niet iedere nalatigheid tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde schuld kan leiden, maar dat daarvoor een min of meer grove of aanmerkelijke mate van nalatigheid, onvoorzichtigheid of onachtzaamheid vereist is. Of daarvan sprake is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het concrete geval, waar bij betrokken worden de mate van voorzienbaarheid van schade, de te verwachten ernst daarvan en de aard van de getroffen of te treffen veiligheidsmaatregelen.
In dit geval is van belang dat de betonnen plaat die de opening van de voormalige gierkelder afdekte enige dagen voor het ongeval door de zoon van verdachte was kapotgereden. In afwachting van de vervanging van die plaat was de opening provisorisch afgesloten met een kunststofplaat. Deze was volgens verdachte en zijn echtgenote verzwaard met een brok puin, bestaande uit enige bakstenen, die van een nabijgelegen muurtje afkomstig waren. Onderzoek naar dat brok puin, dat – naar valt aan te nemen – ook in de gierkelder is gevallen heeft kennelijk niet plaatsgevonden.
De kelder ligt tussen het erf van het vroegere boerenbedrijf en een weiland en is daarvan aan drie kanten door een draadafzetting gescheiden en aan de voorzijde door een geul. Verdachte was ermee bekend dat de huurder van het weiland soms de kinderen meenam en dat die af en toe ook op het erf kwamen.
Het is van algemene bekendheid dat ook van een voormalig in gebruik zijnde boerenerf een zeker risico uitgaat voor spelende kinderen. Daartoe moet ook de aanwezigheid van een afgesloten gierkelder gerekend worden. Voor verdachte was evenwel niet voorzienbaar dat het driejarige slachtoffer aan het toezicht van zijn moeder zou ontsnappen en dat het kans zou zien de plaat – met verzwaring – te verschuiven of anderszins te verplaatsen. Weliswaar heeft verdachte nagelaten ervoor te zorgen dat de kunststofplaat zodanig gefixeerd was dat verschuiving onmogelijk was, dan wel de huurders van het weiland tijdig te waarschuwen voor de provisorische afdekking als hierboven bedoeld, maar dat verzuim is niet van een zodanig gewicht dat het grove of aanmerkelijke schuld oplevert aan het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer], zoals tenlastegelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. P.R. Wery, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. P. van Kesteren, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 16 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 december 2014.
Tegenwoordig:
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.