Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 14 juni 2012 de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de appellant van toepassing verklaard. Op 18 september 2014 weigerde de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, de door de bewindvoerder verzochte tussentijdse beëindiging van deze regeling. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om het vonnis van 18 september 2014 te vernietigen en de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2014 was de appellant, om medische en psychische redenen, niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de stukken bestudeerd, waaronder een verklaring van de bewindvoerder en een verzekeringsgeneeskundig advies uit 2005. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de appellant door diverse chronische medische klachten niet in staat was om arbeid te verrichten. Het hof concludeerde dat de rechtbank de Recofarichtlijnen onjuist had geïnterpreteerd en onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de appellant.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen vooruitzicht is dat de afdrachtcapaciteit van de appellant de komende jaren zal toenemen, en dat er geen omstandigheden zijn die de voortzetting van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling van de appellant beëindigd, met toekenning van de schone lei. Dit arrest is gewezen door de drie rechters en is in het openbaar uitgesproken.