Uitspraak
Varde,
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
2.[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2 september 2009 en 1 september 2010 van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
van [geïntimeerde 1](met producties),
3.Verstek
4.De feiten
1 september 2010 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, behoudens tegen de vaststelling dat [geïntimeerde 2] op 28 augustus 2004 schriftelijk jegens Dexia de vernietiging ex art. 1:88 BW heeft ingeroepen. Het hof zal dat laatste niet als vaststaand aannemen, maar voor het overige ook in hoger beroep van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaan.
25 oktober 2000 en 15 november 2000 effectenleaseovereenkomsten gesloten onder de nummers: [nummer] (Feestplan II), [nummer] (Korting Kado), [nummer] (WinstVerDriedubbelaar), [nummer] (Feestplan) en [nummer] (WinstVer10Dubbelaar) met respectievelijk Legio Lease B.V. en Bank Labouchere N.V. Laatstgenoemde overeenkomst (WinstVer10Dubbelaar) heeft een looptijd van 10 jaar. De overige overeenkomsten hebben een looptijd van 3 jaar. [geïntimeerde 2], de echtgenote van [geïntimeerde 1], heeft deze overeenkomsten niet mede ondertekend.
5.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
[geïntimeerde 1] gevorderd. Daartoe heeft Varde het volgende aangevoerd. De met [geïntimeerde 1] gesloten effectenleaseovereenkomsten zijn geëindigd. De opbrengst van de verkoop van de aandelen was ontoereikend om de leningen te voldoen zodat sprake is van een restschuld.
Tussen partijen is een minnelijke regeling getroffen; het Dexia Aanbod. [geïntimeerde 1] heeft niet aan zijn uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen voldaan. Subsidiair stelt Varde dat [geïntimeerde 1] is gebonden aan de Duisenbergregeling.
29 december 2002, 28 augustus 2004 en medio 2006. Voorts heeft [geïntimeerde 1] erkend dat hij het Dexia Aanbod heeft aanvaard, maar hij stelt dat deze overeenkomst vernietigbaar is nu deze onder invloed van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Voorts stelt hij dat aan het Dexia aanbod geen betekenis toekomt omdat de effectenleaseovereenkomsten tussentijds zijn geëindigd. Aan de Duisenbergregeling is hij niet gebonden omdat hij het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Bovendien heeft hij tijdig een opt-out verklaring afgelegd.
6.Bespreking van de grieven
Evenmin is een grief geformuleerd tegen het oordeel dat [geïntimeerde 1] niet als gerechtigde in de zin van de WCAM-regeling is aan te merken, zodat de vordering van Varde voor zover die is gegrond op de zogenoemde Duisenbergregeling niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4 tot en met 7 van het vonnis van de kantonrechter. Varde betwist dat Dexia of haar rechtsvoorgangster Legio Lease de brieven van [geïntimeerde 2] van 29 december 2002 en
28 augustus 2004 heeft ontvangen en voert het volgende aan.
Het ligt op de weg van [geïntimeerde 1] om te bewijzen dat één van deze brieven Dexia en/of haar rechtsvoorgangster heeft bereikt. De enige brief die door Dexia werd ontvangen dateert van juli 2006. Op dat moment was het recht van [geïntimeerde 2] om de vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten in te roepen reeds verjaard. [geïntimeerde 2] heeft immers zelf aangegeven op 29 december 2002 met het bestaan van die overeenkomsten bekend te zijn geraakt. Varde stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde 2] van meet af aan met het bestaan van de effectenleaseovereenkomsten bekend moet worden verondersteld omdat [geïntimeerde 1] in vijf opeenvolgende jaren jaarlijks een effectenleaseovereenkomst heeft gesloten, de betalingen zijn gedaan vanaf een mede aan [geïntimeerde 2] toebehorende en/of rekening en het in de Nederlandse samenleving een feit van algemene bekendheid is dat overeenkomsten met een belang als de onderhavige effectenleaseovereenkomsten onderwerp zijn van overleg tussen beide echtgenoten.
25 augustus 2007, zo stelt [geïntimeerde 1].
28 augustus 2004 aan Dexia, een beroep heeft gedaan op vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten. Afschriften van genoemde brieven zijn tijdens de procedure in eerste aanleg bij conclusie na voeging en tussenkomst in het geding gebracht.
en/of-rekening die mede aan [geïntimeerde 2] toebehoorde.
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum van dinsdag 25 februari 2014, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
twee wekenvoor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerde 1] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
éénweek voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen.