Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
C/19/100997/FA RK 13-2476)
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Mr. Schippers heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.
3.De vaststaande feiten
1993 te [B] [de meerderjarige2] (verder te noemen: [de meerderjarige2]) en [in] 1997 te [B] [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1]) zijn geboren.
de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man vanaf de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand als uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een bedrag van
€ 790,- bruto per maand dient te betalen. Bij deze beschikking, die op 31 maart 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is tevens de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
de man bestreden en het hof verzocht te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan haar een bedrag van € 1.250,- bruto per maand, althans een bedrag van € 1.028,- bruto per maand, althans een zodanig bedrag als het hof redelijk acht, dient te voldoen.
4.De omvang van het geschil
De grieven zien op de draagkracht van de man en meer specifiek op zijn ziektekosten, de door de man te betalen bijdrage voor de kinderen en de jusvergelijking.
5.De motivering van de beslissing
€ 1.507,- netto per maand ter zake van zijn woonlasten. Volgens de man zullen zijn hypotheeklasten stijgen doordat hij de voormalige echtelijke woning overneemt.
De ziektekosten
Er is sprake van een miniem verschil tussen het bruto jaarinkomen dat de rechtbank in aanmerking heeft genomen (€ 83.000,-) en het bruto jaarinkomen dat de man in zijn in hoger beroep overgelegde draagkrachtberekening in aanmerking heeft genomen (€ 82.957,-). Het hof zal het door de rechtbank gehanteerde bruto jaarinkomen tot uitgangspunt nemen. Voorts zal het hof, anders dan de man in zijn in hoger beroep overgelegde draagkrachtberekening heeft gedaan, "boven de streep" het eigenwoningforfait en de bruto verschuldigde hypotheekrente in aanmerking nemen.
€ 382,61 x 50% = (afgerond) € 191,- per maand. De man draagt dus kosten voor [de meerderjarige2] van € 210,- + € 191,- = € 401,- per maand. Met betrekking tot [de minderjarige1] is dit een bedrag van
€ 210,- + (afgerond) € 171,- per maand = € 381,- per maand.
€ 681,- per maand ter zake van de kosten van de kinderen. Voor de vrouw resteert dan een draagkracht van € 673,- per maand (€ 1.354,- minus € 681,-). Gelet op het door de man te genieten fiscaal voordeel wegens de mogelijkheid om betaalde partneralimentatie van zijn inkomen af te trekken, kan de man ten behoeve van de vrouw maandelijks een bedrag van
€ 1.402,- voldoen. De op te leggen bijdrage wordt evenwel begrensd door de door de vrouw verzochte bijdrage van € 1.250,- bruto per maand.
€ 285,- per maand en met ingang van 1 oktober 2014 met een bedrag van € 684,- per maand.
6.De beslissing
€ 684,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;