Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De zaak betreft de man, verzoeker in hoger beroep, en de vrouw, verweerster in hoger beroep, die samen een kind hebben, [kind 1], geboren in 2010. De man was eerder door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een bijdrage van € 144,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1]. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beschikking, waarbij hij verzocht om de bijdrage te verlagen naar € 25,- per maand, of een andere door het hof te bepalen bijdrage.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man stelde dat zijn financiële situatie zodanig is dat hij niet in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan voorzien, en dat zijn lasten, waaronder schulden, niet voldoende in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van de alimentatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn daadwerkelijke lasten en dat hij niet heeft aangetoond dat hij niet in zijn noodzakelijke kosten kan voorzien.
Het hof heeft de behoefte van [kind 1] vastgesteld op € 197,25 per maand, na aftrek van het kindgebonden budget. De draagkracht van de man is berekend op € 134,- per maand, welke draagkracht gelijk is verdeeld over [kind 1] en de stiefdochter van de man, [kind 2]. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man een bijdrage van € 67,- per maand aan de vrouw moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1]. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.